ECLI:NL:RBDHA:2023:6753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
21/5961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening voor huur en woninginrichting

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder die vanuit Curaçao naar Nederland is gekomen, en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd in de vorm van een geldlening voor de kosten van de eerste maand huur en de kosten van woninginrichting. Het college had eerder een geldlening van € 532,29 voor de huur en € 3.125,- voor de inrichting toegekend, maar had de bezwaren van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij niet in staat was om te reserveren voor de huurkosten, omdat zij een daklozenuitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat de huurkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en dat eiseres deze kosten had moeten voorzien. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid gebruik had kunnen maken van de bevoegdheid om bijzondere bijstand in de vorm van een lening toe te kennen. Eiseres had ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dit werd niet nader onderbouwd en kon daarom niet slagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5961

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Mustafic).

Inleiding

In het besluit van 9 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening tot een bedrag van € 532,29 voor de kosten van de eerste maand huur en tot een bedrag van €3.125,- voor de kosten van de woninginrichting.
In het bestreden besluit van 1 september 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] en de gemachtigde van verweerder
.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres is begin 2019 met haar twee kinderen vanuit Curaçao naar Nederland gekomen. Zij stond ingeschreven bij familie totdat zij van 17 februari 2020 tot 17 februari 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag een thuis- en daklozenuitkering ontving. Vanaf 17 februari 2021 ontvangt zij van verweerder een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Eiseres heeft op 22 februari 2021 een aanvraag om bijzondere bijstand gedaan voor de kosten van de eerste maand huur en voor de kosten van woninginrichting. Daarbij heeft eiseres een huurovereenkomst overgelegd van de woning te Voorburg die zij vanaf 17 februari 2021 huurt, en waarvoor de maandelijkse huur € 532,59 bedraagt. Op het aanvraagformulier heeft eiseres voor de kosten van woninginrichting verwezen naar de bijlage waarop staat dat het gaat om meubilair voor de woon- en voor de slaapkamer.
1.3.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de bijstandverlening voor de kosten van de eerste maand huur gestoeld op artikel 35, eerste lid en artikel 48, tweede lid en onder b van de Participatiewet (Pw). Volgens verweerder behoren de huurkosten tot de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan die in beginsel uit het inkomen bestreden dienen te worden. De kosten voor de eerste maand huur waren voor eiseres voorzienbaar waardoor ze voor deze kosten had moeten reserveren. Nu eiseres dat niet heeft gedaan, is er sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. De bijstandverlening voor de kosten van woninginrichting heeft verweerder gestoeld op artikel 35, eerste lid in samenhang met artikel 51, eerste lid van de Pw en
artikel 20 van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Leidschendam-Voorburg 2020 (hierna: de Beleidsregel). Verweerder is van mening dat er geen zodanige individuele omstandigheden zijn dat de bijstand om niet moet worden verstrekt. Daarbij heeft verweerder betrokken dat de kosten voorzienbaar waren, dat eiseres haar inboedel op Curaçao heeft achter gelaten en had kunnen reserveren.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres is op de hierna te bespreken gronden tegen het bestreden besluit in beroep gekomen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Eerste maand huur
4.1.
Ingevolge artikel 48, eerste lid, van de Pw wordt de bijstand verleend om niet, tenzij in deze wet anders is bepaald.
4.2.
In het tweede lid, aanhef en onder b, van voormeld artikel is bepaald dat bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
4.3.
Eiseres betwist dat sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Zij kon van haar daklozenuitkering niet reserveren. Deze grond slaagt niet.
4.3.1.
Voorop staat dat huurkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en uit het inkomen moeten kunnen worden voldaan. Niet is betwist dat kosten voor de eerste maand huur voor eiseres voorzienbaar waren. In de periode voorafgaand aan de verhuizing naar de huurwoning had eiseres voor deze kosten moeten reserveren. Dat zij in het jaar voorafgaand aan deze verhuizing een thuis- en daklozenuitkering ontving, maakt dit niet anders. [1] Dit betekent dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid tot het toekennen van de bijzondere bijstand in de vorm van een lening.
4.4.
Eiseres heeft verder een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiseres verstrekt verweerder wel bijzondere bijstand om niet aan vluchtelingen en andere mensen die vanuit verre landen naar Nederland komen. Daarnaast zijn er andere gemeenten die deze bijstand wel om niet verstrekken. Deze grond slaagt al niet omdat hij niet nader is onderbouwd.
Meubels
4.5.
Bij de beoordeling van de vraag of voor de voorliggende kosten bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of om niet wordt verstrekt, komt verweerder een discretionaire bevoegdheid toe. Verweerder is bevoegd bijzondere bijstand voor de kosten van meubels via artikel 51, eerste lid Pw te verlenen.
4.6.
In artikel 51, eerste lid, van de Pw is bepaald dat bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. In de Memorie van Toelichting bij artikel 51 van de Wet Werk en Bijstand, thans PW, (Kamerstukken II 2002/03, 28 870, nr. 3, p. 74-75) is opgemerkt dat het voor de hand ligt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verlenen, als de bijzondere situatie zich voordoet dat vervanging nodig is en betrokkene nog niet voldoende heeft gereserveerd van de algemene bijstandsuitkering.
4.7.
Verweerder hanteert het beleid dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een geldlening wordt verstrekt. Dit is geregeld in artikel 20 van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid Leidschendam-Voorburg 2020. In afwijking daarvan kan verweerder op basis van artikel 21 van de Beleidsregel bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet verlenen, op grond van individuele omstandigheden van de persoon of het gezin.
4.8.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel door de bijstand niet in de vorm van een gift te verlenen. Nu dit beroep niet nader is onderbouwd kan het niet slagen.
4.9.
De rechtbank ziet in wat eiseres verder heeft aangevoerd geen reden om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid de bijzondere bijstand voor de meubels heeft kunnen verstrekken in de vorm van een lening.
4.1
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 december 2025, Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2015:4382.