Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
TB Plus B.V., uit Hendrik-Ido-Ambacht, de werkgever
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalige administratief medewerkster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres had zich op 12 maart 2007 ziek gemeld en ontving sinds 18 maart 2009 een WIA-uitkering, aanvankelijk vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een verzoek tot herbeoordeling door de werkgever in 2019, heeft het Uwv in augustus 2019 vastgesteld dat eiseres per 27 augustus 2019 voor 52,59% arbeidsongeschikt was, maar dat haar uitkering tot 31 augustus 2021 ongewijzigd bleef. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een bestreden besluit in juni 2020 waarin het Uwv het primaire besluit handhaafde.
De rechtbank benoemde een deskundige, verzekeringsarts I.A.K. Snels, om de situatie van eiseres te onderzoeken. Na het deskundigenonderzoek heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd, waarbij eiseres per 27 augustus 2019 voor 30,39% arbeidsongeschikt werd geacht en haar WIA-uitkering per 18 juli 2022 zou worden ingetrokken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit gewijzigde besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van het oordeel van de deskundige. Eiseres had geen toestemming gegeven voor het delen van medische informatie met haar werkgever, wat de rechtbank belemmerde om deze informatie in detail te bespreken.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het gewijzigde besluit ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, en heeft zij verweerder en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De proceskosten zijn vastgesteld op € 3.562,20, en het griffierecht van € 48,- wordt vergoed.