ECLI:NL:RBDHA:2023:6744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
SGR 20/4874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalige administratief medewerkster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres had zich op 12 maart 2007 ziek gemeld en ontving sinds 18 maart 2009 een WIA-uitkering, aanvankelijk vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een verzoek tot herbeoordeling door de werkgever in 2019, heeft het Uwv in augustus 2019 vastgesteld dat eiseres per 27 augustus 2019 voor 52,59% arbeidsongeschikt was, maar dat haar uitkering tot 31 augustus 2021 ongewijzigd bleef. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een bestreden besluit in juni 2020 waarin het Uwv het primaire besluit handhaafde.

De rechtbank benoemde een deskundige, verzekeringsarts I.A.K. Snels, om de situatie van eiseres te onderzoeken. Na het deskundigenonderzoek heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd, waarbij eiseres per 27 augustus 2019 voor 30,39% arbeidsongeschikt werd geacht en haar WIA-uitkering per 18 juli 2022 zou worden ingetrokken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit gewijzigde besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van het oordeel van de deskundige. Eiseres had geen toestemming gegeven voor het delen van medische informatie met haar werkgever, wat de rechtbank belemmerde om deze informatie in detail te bespreken.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het gewijzigde besluit ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, en heeft zij verweerder en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De proceskosten zijn vastgesteld op € 3.562,20, en het griffierecht van € 48,- wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Abalhaj),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna ook: het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff),
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Als derde-partij neemt aan het geding deel:
TB Plus B.V., uit Hendrik-Ido-Ambacht, de werkgever
(gemachtigde mr. K. Gomes).

Inleiding

Eiseres was voorheen werkzaam als administratief medewerkster voor gemiddeld 39,77 uur per week. Zij heeft zich op 12 maart 2007 ziek gemeld. Aan haar is per 18 maart 2009 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Op 26 maart 2019 is door de werkgever een verzoek tot herbeoordeling ingediend.
In het besluit van 29 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres per 27 augustus 2019 voor 52,59% arbeidsongeschikt wordt geacht, maar dat de hoogte van de WIA-uitkering die eiseres ontvangt niet wijzigt tot en met 31 augustus 2021. Aan het primaire besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige ten grondslag.
In het besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres en de werkgever tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De werkgever heeft een zienswijze ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting op 1 december 2021. Bij brief van 29 november 2021 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat de zitting tot een nader te bepalen datum wordt uitgesteld.
De rechtbank heeft aanleiding gezien om verzekeringsarts I.A.K. Snels als deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek en het uitbrengen van advies. De rechtbank heeft het deskundigenonderzoek op 16 maart 2022 ontvangen. De reactie van eiseres op het deskundigenrapport is op 11 mei 2022 ontvangen.
Naar aanleiding van het deskundigenrapport heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd met het besluit van 17 mei 2022 (het gewijzigde besluit). Verweerder heeft hierin bepaald dat eiseres per 27 augustus 2019 voor 30,39% arbeidsongeschikt wordt geacht. De WIA-uitkering van eiseres zal daarom per 18 juli 2022 ingetrokken worden. Aan het gewijzigde besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
Op 4 juli 2022 heeft de rechtbank een reactie van eiseres op het gewijzigde besluit ontvangen. De desgevraagde reactie van verweerder heeft de rechtbank op 4 augustus 2022 ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2023. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Met voorafgaand bericht heeft de derde-partij aangegeven niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Geen toestemming
1. De voormalig werkgever van eiseres neemt als derde-partij aan de procedure deel. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische informatie te delen met de werkgever. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiseres slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2.1
Naar aanleiding van het verzoek tot herbeoordeling van de werkgever heeft de primaire verzekeringsarts eiseres op 5 juli 2019 gezien op een spreekuur. De bevindingen van het spreekuur, de dossierstudie en de ontvangen informatie heeft de verzekeringsarts neergelegd in het rapport van 8 juli 2019. Volgens de verzekeringsarts laat de belastbaarheid van eiseres een verbetering zien vergeleken met het eerdere onderzoek in 2009. Er zijn nog wel beperkingen op het mentale vlak (ten aanzien van stress en hoge werkdruk) en op het fysieke vlak (ten aanzien van zwaar fysieke arbeid). De urenbeperking van 10 uur per week houdt gezien de onderzoeksbevindingen geen stand meer. Omdat het plausibel is dat eiseres nog wel energetische beperkingen ervaart naar aanleiding van haar medische situatie, neemt de verzekeringsarts een urenbeperking aan van 30-32 uur per week en 6-7 uur per dag. De beperkingen van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 juli 2019.
2.2
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 27 augustus 2019. De arbeidsdeskundige heeft functies geselecteerd die passen bij de belastbaarheid van eiseres. Gelet op de geselecteerde functies kan eiseres 52,59% minder verdienen dan het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2.3
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 13 mei 2020 een rapport opgesteld, gebaseerd op dossieronderzoek en aanvullende informatie van een behandelaar. De verzekeringsarts b&b vermeldt in het rapport onder meer dat de primaire verzekeringsarts niet voorbij is gegaan aan de bij eiseres vastgestelde diagnoses, maar dat bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling de vastgestelde diagnoses niet bepalend zijn voor de belastbaarheid. De informatie van de behandelaar geeft geen nieuwe inzichten. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de primaire verzekeringsarts navolgbaar is gekomen tot de schatting van de belastbaarheid in 2019. Er is geen aanleiding om het onderzoek van de primaire verzekeringsarts te herzien of uit te breiden. Ook de arbeidsdeskundige b&b heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van 52,59% gehandhaafd. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
De beroepsprocedure
3.1
Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek in bezwaar onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft in bezwaar zonder deugdelijke motivering niet willen meewerken aan een hoorzitting en/of spreekuur in aanwezigheid van een verzekeringsarts b&b, ondanks uitdrukkelijk verzoek hierom. Verder is eiseres meer beperkt dan door verweerder is aangenomen. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres op 20 juli 2021 een expertiserapport van verzekeringsarts F. Sheikkariem in het geding gebracht.
3.2
Sheikkariem geeft in dit rapport aan dat de primaire verzekeringsarts de claimklachten en het verweer daartegen niet zorgvuldig heeft uitgevraagd en dat er summiere onderzoeksgegevens zijn beschreven in de rapporten van zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b. Het is onduidelijk hoe lang het spreekuur bij de primaire beoordeling heeft geduurd en in het rapport van de verzekeringsarts b&b is niet beschreven op welke manier deze verzekeringsarts het onderzoek heeft gedaan. Verder vermeldt Sheikkariem dat de bij eiseres gestelde diagnoses niet beschreven zijn in het rapport van de primaire verzekeringsarts. Daarnaast zijn de beperkingen in de FML volgens Sheikkariem onvoldoende gemotiveerd. Zo is eiseres met name meer beperkt in de energetische en fysiek zware belasting en geldt voor haar een beperking voor arbeid tot maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week. Hiervoor is aanleiding omdat eiseres consistent aangeeft dat zij wisselende dagen heeft en goed in de gaten moet houden dat ze op tijd haar rust pakt. Indien zij daartoe geen mogelijkheden heeft, is gebleken dat zij terugvallen ervaart met afgenomen belastbaarheid. Deze energetische belemmeringen zijn ook consistent beschreven in de informatie uit de behandelend sector. Sheikkariem heeft de beperkingen van eiseres die van toepassing waren op de datum in geding neergelegd in een FML van 22 januari 2021.
3.3
De verzekeringsarts b&b heeft op 4 augustus 2021 gereageerd op het rapport van Sheikkariem. De verzekeringsarts b&b is van oordeel dat uit de bevindingen van Sheikkariem geen objectieve gegevens naar voren komen die de schatting van de primaire verzekeringsarts in 2019 weerleggen of teniet doen. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat de primaire verzekeringsarts de situatie dicht op de datum in geding kon beschouwen en nauwkeurig heeft afgewogen. Dat eiseres toen met de vermelde beperkingen 6 uren per dag vol kon houden, kwam helder naar voren uit dat onderzoek. De primaire verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen voor zowel energetische als fysieke belasting. Er is geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten.
4. De rechtbank heeft aanleiding gezien om verzekeringsarts Snels van expertisebureau Ergatis als deskundige te benoemen. De deskundige komt tot de conclusie dat er argumenten zijn om de FML van 8 juli 2019 enigszins aan te passen. Eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie en conflicthantering mag geen hoofdtaak van de functie zijn. Verder acht de deskundige eiseres beperkt voor maximaal 8 uur per dag en maximaal 40 uur per week en ten aanzien van nachtdiensten en sterk wisselende diensten.
De gewijzigde beslissing op bezwaar
5.1
In reactie op het deskundigenrapport geeft de verzekeringsarts b&b aan dat geen reden bestaat om niet mee te gaan met de conclusie van de deskundige dat eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie en beperkt is voor conflicthantering. De factoren onvoorspelbaarheid en conflicthantering in arbeid zijn namelijk ook factoren die stresserend kunnen zijn. Verder ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de deskundige ten aanzien van de urenbeperking. De door de deskundige aangenomen beperkingen worden overgenomen en neergelegd in de FML van 12 mei 2022.
5.2
Aan de hand van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b twee eerder geduide functies laten vervallen en drie eerder geduide functies gehandhaafd. Gelet op de drie gehandhaafde functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 30,39%. Vervolgens heeft verweerder met het gewijzigde besluit de WIA-uitkering van eiseres per 18 juli 2022 ingetrokken.
6. Gedurende de beroepsprocedure heeft verweerder het bestreden besluit vervangen door het gewijzigde besluit. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat eerste besluit. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren. Omdat het gewijzigde besluit niet tegemoet komt aan de bezwaren van eiseres, heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit, op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van rechtswege mede betrekking op het gewijzigde besluit.
De onafhankelijkheid van de deskundige
7.1
Eiseres voert aan dat Ergatis Uwv-vriendelijk adviseert en daarom niet gezien kan worden als een onafhankelijk expertisebureau. Zij verwijst hierbij naar een nieuwsbrief waarin staat dat Ergatis de medische problematiek van eiseres niet ziet als een invaliderende lichamelijke ziekte waarbij inspanning iemands klachten en beperkingen kan verergeren. Ook staat in die nieuwsbrief dat bij Ergatis veel verzekeringsartsen werken die eerder bij het Uwv hebben gewerkt.
7.2
In hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen reden om aan de onafhankelijkheid van de deskundige te twijfelen. Dat bij Ergatis verzekeringsartsen werken die eerder bij het Uwv hebben gewerkt, betekent niet dat de onafhankelijkheid van Snels als deskundige is aangetast. Ergatis heeft in een reactie op een rapport van de Gezondheidsraad aangegeven dat de artsen van Ergatis werken vanuit het perspectief dat (trainings)activiteit en participatie leidt tot vergroting dan wel behoud van functionele mogelijkheden, zelfstandigheid en sociale inclusie. De rechtbank ziet daarin ook geen aanleiding dat dit de onafhankelijkheid van Snels als deskundige aantast.
Onzorgvuldige besluitvorming
8.1
Eiseres voert aan dat het gewijzigde besluit onzorgvuldig is, omdat het niets zegt over de klachten en beperkingen van eiseres op het moment van de beëindiging van de WIA-uitkering per 18 juli 2022. Verweerder had opnieuw een primair medisch en arbeidsdeskundig onderzoek moeten verrichten om de klachten en beperkingen van eiseres op het moment van de beëindiging van de uitkering in kaart te brengen en zo het arbeidsongeschiktheidspercentage te bepalen. Dit is met name van belang omdat eiseres zowel in bezwaar als in beroep niet is gezien door een verzekeringsarts, ondanks eerder uitdrukkelijk verzoek hierom in de bezwaarfase.
8.2
De rechtbank stelt vast dat de datum in geding 27 augustus 2019 is. Ondanks dat met het gewijzigde besluit de WIA-uitkering van eiseres wordt beëindigd per 18 juli 2022, ziet ook dat besluit op de datum in geding van 27 augustus 2019. De rechtbank ziet in de WIA geen aanknopingspunten waaruit volgt dat verweerder bij een beëindiging van de uitkering per toekomende datum, per die datum een volledige medische en arbeidskundige herbeoordeling dient te verrichten. De rechtbank ziet daarin dan ook geen aanleiding dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Voor zover eiseres aanvoert dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming omdat zij in bezwaar en beroep niet is gezien door een verzekeringsarts, ziet de rechtbank ook daar geen aanleiding voor. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres voorafgaand aan het primaire besluit is gezien op een spreekuur bij een geregistreerde verzekeringsarts van verweerder en dat eiseres in beroep is gezien op een spreekuur bij de door de rechtbank als deskundige benoemde geregistreerde verzekeringsarts.
De urenbeperking
9.1
Eiseres voert aan dat een deugdelijke motivering voor de vastgestelde urenbeperking van 8 uur per dag en 40 uur per week ontbreekt. Eiseres verwijst hiervoor naar het door haar ingebrachte aanvullend rapport van Sheikkariem van 29 april 2022. In dit rapport is vermeld dat bij eiseres wel degelijk sprake is van structureel langdurig slapen/rusten. Zo geeft eiseres consistent weer dat zij na een lichte activiteit minimaal een half uur tot een uur rust moet pakken tussendoor. Deze rustmomenten zijn ook spontaan benoemd door eiseres tijdens het dagverhaal. Het dagverhaal in het deskundigenrapport is bovendien een dagverhaal van heden en niet van de datum in geding. Volgens Sheikkariem gaat de deskundige voorbij aan het verzekeringsgeneeskundig protocol en is een verdergaande urenbeperking zeker aan de orde geweest rond de datum in geding.
9.2
De deskundige geeft aan dat de vermoeidheidsklachten van eiseres medisch verklaard kunnen worden. Eiseres is daarom aangewezen op fysiek en mentaal niet te zware arbeid. Aanvullend neemt de deskundige daarom beperkingen aan voor het aangewezen zijn op een voorspelbare werksituatie en ten aanzien van conflicthantering. Wat betreft de arbeidsduur geeft de deskundige aan dat het aannemelijk is dat er sprake is van een energetische beperking. Met de eerder aangegeven beperkingen uit de FML van 8 juli 2019 en de door de deskundige aanvullend aangenomen beperkingen is het werk passend gemaakt voor eiseres en acht de deskundige, gelet op het dagverhaal, niet evident dat nog een arbeidsduurbeperking aan de orde is. De deskundige geeft hierbij aan dat eiseres gedurende de gehele dag van 07:00 uur tot circa 22:00 uur bezig is, waarbij zij wel op twee of drie momenten haar rust pakt, maar er is geen sprake van structureel langdurig slapen/rusten overdag. Gezien het ziektebeeld acht de deskundige wisselende diensten en nachtdiensten niet wenselijk en wordt eiseres beperkt geacht voor maximaal 8 uur per dag en maximaal 40 uur per week.
9.3
Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat het oordeel van de door een bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. [1]
9.4
De rechtbank merkt op dat onder verzekeringsartsen geen overeenstemming bestaat over het ziektebeeld van eiseres en welke verzekeringsgeneeskundige beperkingen daarbij horen. Dat dit zo is komt sterk naar voren in deze zaak waarin verschillende verzekeringsartsen andersoortige beperkingen aangeven voor hetzelfde ziektebeeld. De rechtbank is echter van oordeel dat dit in de verzekeringsgeneeskunde uitgekristalliseerd zou moeten worden en ziet daarin geen bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft om van het oordeel van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige af te wijken. De rechtbank is verder van oordeel dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en inzichtelijk en consistent is. De deskundige heeft voldoende deugdelijk gemotiveerd dat met de aanvullende beperkingen en gelet op het dagverhaal geen aanleiding bestaat voor een verdergaande urenbeperking dan maximaal 8 uur per dag en 40 uur per week. Het dagverhaal dat in het deskundigenrapport is weergegeven is weliswaar het dagverhaal van dat moment, maar uit de overwegingen van de deskundige blijkt niet dat de deskundige zich (enkel) op dat dagverhaal heeft gebaseerd. Het dagverhaal dat het dichtst bij de datum in geding ligt, is het dagverhaal zoals weergegeven door de primaire verzekeringsarts in het rapport van 8 juli 2019. Beide dagverhalen laten een vergelijkbaar beeld zien, namelijk dat eiseres de gehele dag bezig is, waarbij zij op een aantal momenten haar rust pakt, maar er geen sprake is van structureel langdurig/slapen en rusten. Bovendien heeft eiseres op de zitting verklaard dat het in 2019 iets beter met haar ging dan in de vier jaren daarna. In de reactie van Sheikkariem en hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om van het oordeel van de deskundige af te wijken.
Arbeidsdeskundige beoordeling
10.1
Eiseres voert aan dat de geduide functies niet als passend kunnen worden aangenomen en verweerder op basis daarvan tot onjuiste vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid is gekomen.
10.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom de gehandhaafde functies aan de hand van de gewijzigde FML nog steeds passend zijn. Eiseres heeft ook niet specifiek aangegeven waarom de gehandhaafde functies niet passend zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de gehandhaafde functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
Conclusie
10. De conclusie van het voorgaande is dat verweerder met het gewijzigde besluit de WIA-uitkering van eiseres terecht met ingang van 18 juli 2022 heeft beëindigd.
11. Het beroep tegen het gewijzigde besluit is ongegrond.
Verzoek om schadevergoeding
12. De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek van eiseres om vergoeding van de door haar geleden schade ter hoogte van € 9.652,14 bruto wegens een terugvordering van haar WIA-aanvullingsverzekeraar. Nu vaststaat dat verweerder het gewijzigde besluit terecht heeft genomen, bestaat geen aanleiding voor vergoeding van de door eiseres gestelde schade. De rechtbank wijst er in dit kader wel op dat nog geen sprake is van een onherroepelijke beslissing over de WIA-uitkering van eiseres. Voorts wijst de rechtbank erop dat de WIA-uitkering van eiseres tot 18 juli 2022 ongewijzigd is gebleven, terwijl uit de door eiseres overgelegde brieven volgt dat de verzekeraar de teveel betaalde WIA-aanvullingsuitkering al vanaf 27 augustus 2019 terugvordert.
Proceskosten en griffierecht
13.1
Omdat verweerder na het instellen van beroep door eiseres het bestreden besluit heeft vervangen door het gewijzigde besluit, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
13.2.1
Eiseres heeft voorts verzocht om vergoeding van de kosten van de door haar in geding gebrachte rapporten van verzekeringsarts Sheikkariem. Eiseres heeft drie facturen overgelegd met een totaalbedrag van € 1.695,- exclusief btw.
13.2.2
De kosten van Sheikkariem zijn aan te merken als kosten van een deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb en de rechtbank acht het inroepen van Sheikkariem als deskundige door eiseres redelijk. De maatstaf voor vergoeding van de kosten van een deskundige wordt vastgesteld ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (het Besluit) geldt voor deze opdrachten verstrekt in 2021 en 2022 een tarief van ten hoogste € 134,04 per uur. Uit artikel 15 van het Besluit volgt dat dit tarief wordt verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting, in dit geval 21%.
13.2.3
De rechtbank is van oordeel dat de facturen met een totaalbedrag van € 1.695,- exclusief btw op grond van het Bpb deels voor vergoeding in aanmerking komen. Eiseres heeft geen urenspecificatie overgelegd. Gelet op het spreekuuronderzoek van 135 minuten en de overige onderzoeksactiviteiten (dossierstudie, verslaglegging, naslag richtlijnen/literatuur en overnemen correcties na inzagerecht) acht de rechtbank het redelijk dat Sheikkariem 7 uur heeft besteed aan het rapport van 14 april 2021. Verder heeft Sheikkariem op 26 oktober 2021 en 19 april 2022 aanvullende rapporten opgesteld. Gelet op de omvang van beide rapporten (maximaal 5 pagina’s) acht de rechtbank het redelijk dat Sheikkariem voor deze rapporten één uur per rapport heeft besteed. Dit betekent dat in totaal tot een bedrag van € 1.459,70 (9 uur x € 134,04 + 21% btw) voor vergoeding in aanmerking komt.
13.3
Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de reiskosten ter hoogte van € 10,-. Deze kosten komen ook voor vergoeding in aanmerking.
13.4
Uit het voorgaande volgt dat het totaalbedrag aan proceskosten € 3.562,20 (€ 2.092,50 + € 1.459,70 + € 10,-) bedraagt.
14. De rechtbank ziet ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Overschrijding van de redelijke termijn
15.1
Eiseres heeft op de zitting verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
15.2
Naar vaste rechtspraak geldt het uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase samen niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren, behoudens bijzondere omstandigheden.
15.3
De redelijke termijn is aangevangen op de dag van ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder, te weten 18 september 2019. Vanaf deze datum tot aan de datum van deze uitspraak zijn – naar boven afgerond – 44 maanden verstreken. Het bestuurlijk deel van deze procedure bedraagt – naar boven afgerond – 9 maanden. Het rechterlijk deel van deze procedure bedraagt – naar boven afgerond – 35 maanden. De overschrijding van de redelijke termijn heeft deels in de bestuurlijke fase en deels in de rechterlijke fase plaatsgevonden.
15.4
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak en in de opstelling van eiseres in deze procedure geen aanknopingspunten gevonden kunnen worden voor het oordeel dat de lengte van deze procedure in bezwaar en beroep langer dan twee jaar had mogen bedragen. De redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is daarom – naar boven afgerond – met 20 maanden overschreden.
15.5
Uitgaande van een vergoeding van € 500,- per half jaar komt de rechtbank tot een vergoeding van € 2.000,-. Dit bedrag zal naar evenredigheid worden toegerekend aan verweerder en de Staat. De rechtbank zal verweerder veroordelen tot betaling van een bedrag van € 300,- (3/20 × € 2.000,-) en de Staat tot betaling van een bedrag van € 1.700,- (17/20 × € 2.000,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het gewijzigde besluit ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.562,20;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van een schadevergoeding van € 300,-;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan eiseres van een schadevergoeding van € 1.700,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.