In deze zaak hebben eisers, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag werd op 27 juli 2022 ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eisers hebben verweerder op 31 januari 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 28 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 90 dagen is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en worden de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50.