Op 19 april 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Deze zaak volgde op een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 6 april 2023 was ingediend. De kinderrechter had eerder op 6 april 2023 al een spoedmachtiging verleend om [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp op te nemen, gezien de zorgen over haar wegloopgedrag en de onduidelijkheid over haar verblijfplaatsen.
Tijdens de zitting op 19 april 2023 werd het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing besproken. De kinderrechter oordeelde dat er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen waren die de ontwikkeling van [minderjarige01] ernstig belemmerden. De grootmoeder vaderszijde, die als voogdes fungeerde, gaf aan dat zij overbelast was geraakt door de situatie en niet meer in staat was om [minderjarige01] de benodigde zorg te bieden. De kinderrechter concludeerde dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om de veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen en om te onderzoeken wat er nodig was voor haar verdere ontwikkeling.
De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige01] voorlopig onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en verleende een machtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van 20 april 2023 tot 6 juli 2023. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 3 mei 2023 vastgesteld. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.