ECLI:NL:RBDHA:2023:6488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
6 mei 2023
Zaaknummer
22/167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023, zaaknummer SGR 22/167, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie beoordeeld. Eiser, geboren in 1979 en met de Sierra Leoonse nationaliteit, had op 23 augustus 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had dit verzoek op 28 oktober 2020 afgewezen, en deze afwijzing werd in het bestreden besluit van 10 december 2021 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 28 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigden aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het verzoek op goede gronden heeft afgewezen. Eiser had documenten overgelegd, waaronder een paspoort en een geboorteakte, maar de rechtbank concludeert dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet met voldoende zekerheid zijn vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat het aan de verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen, en dat de staatssecretaris bevoegd is om bewijs te verlangen. De rechtbank stelt vast dat de geboorteakte uit 2018 niet aan het in 2017 afgegeven paspoort ten grondslag kan liggen, omdat volgens de Sierra Leoonse wet een geboorte niet twee keer geregistreerd kan worden.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor de identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie.
1.1.
De staatssecretaris heeft dit verzoek met het besluit van 28 oktober 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 december 2021 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1979 en stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Sinds 1 augustus 2018 is eiser in het bezit van een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’. Op 23 augustus 2019 heeft eiser een verzoek om naturalisatie ingediend.
Het bestreden besluit
3. De staatssecretaris heeft het verzoek van eiser op grond van artikel 7 van de RWN [1] en het beleid zoals vastgelegd in de Handleiding [2] afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser niet zijn komen vast te staan met de door hem overgelegde documenten. Eiser heeft weliswaar een echt bevonden paspoort overgelegd, maar welk brondocument aan de afgifte daarvan ten grondslag heeft gelegen, is onduidelijk gebleven.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het naturalisatieverzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het naturalisatieverzoek op goede gronden heeft afgewezen en dit besluit voldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Twijfel identiteit en nationaliteit
6. Eiser heeft bij zijn verzoek een Sierra Leoons paspoort, afgegeven op 10 oktober 2017 en een geboorteakte, afgegeven op 21 maart 2018 overgelegd. BD [3] heeft op verzoek van de staatssecretaris onderzoek verricht naar deze door eiser overgelegde documenten. Bij VvO [4] van 22 juli 2020 heeft BD geconcludeerd dat het paspoort echt is, maar dat niet kan worden vastgesteld of het paspoort bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft verklaard dat hij in 2017 een geboorteakte en paspoort heeft aangevraagd. Omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat een geboorteakte bij een naturalisatieverzoek niet ouder mocht zijn dan zes maanden heeft hij in 2018 een nieuwe geboorteakte aangevraagd, waarbij volgens hem de originele geboorteakte uit 2017 is ingeleverd. In de bezwaarfase heeft eiser alsnog een afschrift van de originele geboorteakte uit 2017 overgelegd. Deze geboorteakte is door BD echter vals bevonden. Als het paspoort op grond van deze geboorteakte is afgegeven, is het paspoort frauduleus verkregen.
7. Eiser voert aan dat de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie ondeugdelijk is gemotiveerd en in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel.
8.1
De rechtbank stelt voorop dat uit de RWN en het BvvN [5] volgt dat het aan verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de verzoeker met de door hem overgelegde stukken voldoende is komen vast te staan. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld is de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en is de staatssecretaris dan ook bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de verzoeker te verlangen. [6] Dat alleen bij gerede twijfel om een geboorteakte kan worden gevraagd, zoals eiser ter zitting heeft gesteld, volgt de rechtbank daarom niet.
8.2
Een VvO van BD is een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Awb. [7] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag de staatssecretaris niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt hij de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. [8]
8.3
De rechtbank stelt vast dat de door eiser overgelegde geboorteakte uit 2018 niet aan het in 2017 afgegeven paspoort ten grondslag kan hebben gelegen. [9] De staatssecretaris heeft er ter zitting op gewezen dat een geboorte volgens de Sierra Leoonse wet niet twee keer geregistreerd kan worden. Eiser kan dus niet een geboorteakte hebben die is opgemaakt in zowel 2017 als 2018. Het door eiser in bezwaar overgelegde afschrift van de geboorteakte uit 2017 is vals bevonden. [10] Als deze geboorteakte uit 2017 aan de afgifte van het paspoort ten grondslag heeft gelegen, is het dan ook een frauduleus verkregen paspoort. Dat er twee geboorteaktes zijn uit 2017 en dat eiser het origineel niet heeft bewaard, zoals hij stelt, is niet gebleken. Verweerder heeft er in dit verband op gewezen dat BD in het weerwoord van 6 juli 2021 heeft gesteld dat de door eiser in bezwaar overgelegde geboorteakte geen kopie kan betreffen. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd en ook geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid van deze conclusie van BD. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat op grond van de verklaring van de Sierra Leoonse ambassade van 29 juli 2021 vaststaat dat zijn echt bevonden paspoort is afgegeven op grond van de originele geboorteakte van 10 oktober 2017. BD heeft dat in het weerwoord van 11 november 2021 gemotiveerd betwist. De rechtbank kan deze motivering van BD volgen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de juistheid van deze conclusie van BD. [11] De staatssecretaris heeft zich gelet op het voorgaande terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser met de door hem overgelegde documenten niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan, nu onduidelijk is gebleven welk brondocument aan de afgifte van het door hem bij zijn verzoek overgelegde paspoort ten grondslag heeft gelegen.
8.4
Ook de stelling van eiser, dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid, volgt de rechtbank niet. Op grond van de stukken die zich in het dossier bevinden stelt de rechtbank vast dat de staatssecretaris eiser meermaals heeft laten weten waarom zijn identiteit en nationaliteit met de door hem overgelegde documenten niet is komen vast te staan. Verweerder heeft hierbij gewezen op de bevindingen van BD, die de staatssecretaris aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. Ook tijdens de hoorzitting is het standpunt van de staatssecretaris over de documenten met eiser besproken. Verder heeft de staatssecretaris eiser in de gelegenheid gesteld de documenten aan een contra-expertise te onderwerpen.
Bewijsnood
9.1
Eiser stelt verder dat hij in bewijsnood verkeert, omdat de Sierra Leoonse autoriteiten de originele geboorteakte uit 2017 niet aan hem hebben teruggegeven. Vasthouden aan het overleggen van deze akte is volgens eiser onevenredig, omdat dit erop neerkomt dat hij de Nederlandse nationaliteit nooit zal kunnen verkrijgen.
9.2
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de verzoeker die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. [12] De rechtbank overweegt dat eiser dit niet heeft aangetoond. Zo heeft verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat eiser nog genoeg onderzoeksmogelijkheden heeft, zoals het laten uitvoeren van een contraexpertise of het met algemene informatie onderbouwen van zijn stelling dat het in Sierra Leone zo gaat als hij stelt en het dus mogelijk is dat er drie geboorteaktes zijn. Ook heeft eiser niet op andere wijze aangetoond dat de originele geboorteakte uit 2017, op grond waarvan hij stelt het door hem overgelegde paspoort te hebben gekregen, niet meer bestaat.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris het verzoek van eiser om naturalisatie op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rijkswet op het Nederlanderschap.
2.Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap.
3.Bureau Documenten.
4.Verklaring van onderzoek.
5.Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764 en de uitspraak van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:109.
7.Algemene wet bestuursrecht.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764.
9.Nog daargelaten dat BD in de VvO van 22 juli 2020 heeft geconcludeerd dat deze geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
10.VvO van BD van 12 maart 2021.
11.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:258.
12.Zie onder meer de uitspraken van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764 en van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2438.