In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Poolse nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 1 mei 2023 heeft eiser verklaard dat hij niet in beroep wil gaan, maar terug naar Polen wil. Na advies van zijn gemachtigde heeft hij besloten het beroep te handhaven voor schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contact is geweest tussen verweerder en het Openbaar Ministerie (OM) over de uitzetting van eiser, ondanks dat er een strafzaak tegen hem loopt. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet mocht aannemen dat het OM geen bezwaar had tegen de uitzetting, aangezien er geen bewijs is dat het OM op de hoogte was gesteld van de voorgenomen uitzetting. Hierdoor was er geen zicht op uitzetting ten tijde van de oplegging van de maatregel van bewaring, wat betekent dat de maatregel onrechtmatig was.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven met ingang van 2 mei 2023 en eiser een schadevergoeding van € 1.230,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 mei 2023 en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.