ECLI:NL:RBDHA:2023:6427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens premature ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft eiseres, met V-nummer [v-nummer], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag, ingediend op 23 juni 2022. De rechtbank heeft op 24 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 20 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5514) en stelt vast dat de ingebrekestelling door eiseres op 28 december 2022 te vroeg is verzonden. Volgens de wet moet een betrokkene eerst een ingebrekestelling sturen voordat hij beroep kan instellen. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres op 23 december 2022 verstreek, en dat de verlenging van de beslistermijn op basis van WBV 2022/22 rechtsgeldig was. Aangezien de ingebrekestelling prematuur was, kan er geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1213

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 13 januari 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar asielaanvraag [1] van 23 juni 2022.
Verweerder heeft op 30 januari 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet, onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5514), uitspraak zonder zitting. [2]
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op zijn aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [3]
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw 2000 neemt verweerder binnen zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een besluit. Deze termijn kan op grond van het vierde lid met ten hoogste negen maanden worden verlengd als een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Bij besluit van 21 september 2022 met nummer WBV 2022/22, [4] heeft verweerder de beslistermijn voor asielaanvragen met negen maanden verlengd, voor alle aanvragen waarbij die termijn op 27 september 2022 nog niet was verstreken. Deze rechtbank heeft in voornoemde uitspraak van 20 april 2023 geoordeeld dat deze verlenging gebaseerd op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 rechtsgeldig is.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 23 juni 2022 een asielaanvraag heeft ingediend. Dit betekent dat de initiële beslistermijn van zes maanden op 23 december 2022 verstreek. Op 27 september 2022 was de termijn om een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres dan ook nog niet verstreken. Met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is de beslistermijn daarom met negen maanden verlengd.
5. Eiseres heeft verweerder bij brief van 28 december 2022, ontvangen door verweerder op 29 december 2022, medegedeeld dat verweerder in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Deze ingebrekestelling is te vroeg gestuurd.
6. Op basis van een premature ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend. Om die reden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. [5]
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie de artikelen 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb.
4.Houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, (Stcrt. 2022, nr. 25775).
5.Op grond van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.