ECLI:NL:RBDHA:2023:642
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor overbrenging vanuit Afghanistan
Op 17 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker uit Afghanistan die de minister van Buitenlandse Zaken had verzocht om hem en zijn gezinsleden over te brengen naar Nederland. Dit verzoek was gedaan omdat de verzoeker en zijn gezin gevaar lopen in Afghanistan, waar zij verblijven en de Afghaanse nationaliteit hebben. De minister had het verzoek op 14 maart 2022 afgewezen, waarop de verzoeker beroep instelde en een voorlopige voorziening vroeg. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de rechtbank in een eventuele bodemprocedure. De verzoeker had betoogd dat hij en zijn gezin voldoen aan de voorwaarden voor overbrenging, zoals vermeld in de motie Belhaj, en dat er sprake was van een toerekenbare toezegging van de minister. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat er geen zwaarwegend spoedeisend belang was en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was.
De voorzieningenrechter wees erop dat de burgerlijke rechter zich eerder al had uitgesproken over het verzoek van de verzoeker, wat de huidige zaak beïnvloedde. De voorzieningenrechter besloot dat de minister op dit moment niet verplicht is om het verzoek van de verzoeker en zijn gezinsleden te faciliteren. De rechtbank zal later uitspraak doen in de bodemprocedure, maar de voorzieningenrechter maakte geen gebruik van de mogelijkheid om direct te oordelen.
De uitspraak werd gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. R. Kroes, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.