6.7.Uit hetgeen hiervoor, onder 6.1. tot en met 6.6.3, is overwogen volgt dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.
7. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder heeft de hiervoor vermelde gebreken in het bestreden besluit namelijk niet in de beroepsfase hersteld. In de omstandigheid dat er, ook als de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent zou worden aangenomen, nog diverse andere ‘hobbels’ (zie overweging 2.5.) genomen moeten worden alvorens de gevraagde mvv’s kunnen worden verleend, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. In het bestreden besluit gaat het puur om de ‘hobbel’ van de familierechtelijke relatie en de overige ‘hobbels’ zijn door verweerder tot op heden, mede vanuit het oogpunt van de samenwerking tussen eisers en verweerder, onvoldoende uitgekristalliseerd. Die overige ‘hobbels’ zijn dus zorg voor later, nog daargelaten dat die overige ‘hobbels’ op zichzelf en strikt bezien niet relevant zijn voor de mvv-procedure van eiseres (maar slechts voor de procedures van kind 1 en kind 2). De rechtbank ziet evenmin mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, reeds nu er nog nader onderzoek naar de familierechtelijke relatie moet worden verricht. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus omdat dit naar het zich laat aanzien, gelet op het nog te verrichten onderzoek, geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zal inhouden. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Alvorens dit nieuwe besluit te nemen zal verweerder referent eerst dienen te horen over specifiek zijn familierechtelijke relatie met eisers (zie overweging 6.6.1.). Mocht dit niet tot een vaststelling van de familierechtelijke relatie leiden, dan zal verweerder daarna op zijn minst dienen te onderzoeken of het mogelijk is om in samenwerking met een wel diplomatiek in Eritrea aanwezige EU-lidstaat aan eisers in Eritrea een DNA-onderzoek aan te bieden (zie overweging 6.6.2.). De rechtbank zal geen termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar, omdat het voor de rechtbank niet goed in te schatten is hoeveel tijd verweerder nodig heeft voor voormelde onderzoekshandelingen. Vanzelfsprekend dient verweerder wel de wettelijke beslistermijn van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 in acht te nemen. Aangezien dit een vrij ruime termijn is (negentien weken) en deze zaak inmiddels al heel lang loopt (de aanvragen zijn gedaan op 30 november 2015) spoort de rechtbank verweerder wel met klem aan om voortvarend aan deze zaak en zijn nieuw te nemen besluit te werken.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Van eisers is geen griffierecht geheven, zodat vergoeding van griffierecht door verweerder niet aan de orde is.