In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Syrische nationaliteit te hebben, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in het verleden meerdere asielaanvragen heeft ingediend, waarvan er geen in behandeling zijn genomen. De staatssecretaris heeft twijfels geuit over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, onderbouwd door het ontbreken van documenten en inconsistenties in de verstrekte informatie. Eiser heeft aangevoerd dat de procedure onzorgvuldig is verlopen en dat de taalanalyse niet inzichtelijk is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de gestelde nationaliteit ongeloofwaardig is en dat er geen aanleiding is om het asielverzoek verder te beoordelen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.