ECLI:NL:RBDHA:2023:6367
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering kindgebonden budget en toetsingsinkomen in relatie tot fiscaal partnerschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van het kindgebonden budget. Eiseres, die in 2018 samenwoonde met haar partner, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst om haar kindgebonden budget over 2018 definitief vast te stellen op nihil. Dit besluit was gebaseerd op een gezamenlijk toetsingsinkomen dat de vermogensgrens overschreed. Eiseres stelde dat zij recht had op het kindgebonden budget zoals eerder vastgesteld, en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat haar fiscaal adviseur bij de Belastingdienst had geïnformeerd naar de gevolgen van de toebedeling van vermogen door haar partner.
De rechtbank overwoog dat de Belastingdienst bij de berekening van het kindgebonden budget het verzamelinkomen van eiseres als uitgangspunt moest nemen, zoals vastgesteld door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de toezeggingen van de medewerker van de Belastingdienst niet aan de Belastingdienst/Toeslagen konden worden toegerekend, omdat dit twee verschillende bestuursorganen zijn. Eiseres had niet aangetoond dat er sprake was van een uitlating die haar vertrouwen kon wekken dat het kindgebonden budget niet op nihil zou worden vastgesteld.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te zien van de terugvordering of deze te matigen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de terugvordering van het teveel betaalde kindgebonden budget door de Belastingdienst rechtmatig was. Eiseres werd in de proceskosten niet vergoed.