ECLI:NL:RBDHA:2023:6347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiser op 17 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had op 19 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv voor verblijf bij zijn echtgenote. De staatssecretaris bevestigde de ontvangst van deze aanvraag op 1 juni 2022, maar de beslistermijn van 90 dagen werd overschreden. Eiser heeft de staatssecretaris op 2 december 2022 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit dat vernietigd moet worden.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op €418,50 en bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van €184,- vergoed moet worden. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op 28 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1534

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Raijmakers).

Procesverloop

Eiser heeft op 17 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet op tijd beslissen op de namens hem ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Namens eiser is op 19 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn echtgenote (referent) in het kader van nareis. Verweerder heeft op 1 juni 2022 de ontvangst van die aanvraag bevestigd. Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is de beslistermijn 90 dagen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 2 december 2022, dus na het verstrijken van deze termijn, in gebreke gesteld. Hierna zijn twee weken verstreken voordat eiser beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
3. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen op korte termijn een besluit te nemen en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiser verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen het bestuursorgaan een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [1] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken vast te stellen. De rechtbank hanteert daarbij de uitgangspunten zoals geformuleerd in de eerder genoemde uitspraak van zittingsplaats Arnhem.
5. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat in dit geval nader onderzoek nodig is. Verweerder verzoekt daarom om een nadere beslistermijn van twaalf weken. De rechtbank acht dit in de gegeven omstandigheden niet onredelijk. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken
6. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100,- per dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500,-.
7. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
-draagt verweerder op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de mvv-aanvraag van eiser;
-bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van €100,- (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500,- (vijfenzeventighonderd euro);
-veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van €418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
-bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten