Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1944 en heeft de Turkse nationaliteit. Referent is haar dochter en woont in Nederland. Zij heeft namens eiseres een aanvraag om verlening van een mvv ingediend met als doel om bij referent te verblijven.
2. Bij besluit van 13 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 5 april 2022 heeft verweerder referent gehoord. Bij besluit van 17 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is op 24 november 2022 ingetrokken. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
4. In beroep voert eiseres het volgende aan. Uit de medische rapporten die zijn overgelegd, blijkt dat eiseres niet voldoende voor zichzelf kan zorgen. Eiseres lijdt aan gehoorverlies, stress, somberheid, vergeetachtigheid (als gevolg van beginnende dementie) en diabetes. In Turkije kan ze niet de benodigde zorg krijgen. Ook is er in Turkije niemand die voor haar kan zorgen. Zorginstellingen voor ouderen die hulp behoeven zijn in Turkije niet beschikbaar. Hierdoor dreigt een medische noodsituatie. Eiseres heeft daarnaast eerder in Nederland gewoond en ze ontvangt dan ook een AOW-uitkering en pensioen. Eiseres hoeft daarom geen beroep te doen op sociale voorzieningen. Daarnaast neemt verweerder tegenstrijdige standpunten in, door enerzijds te stellen dat niet aannemelijk is dat eiseres zorg nodig heeft en anderzijds haar tegen te werpen dat ze een beroep zal doen op het Nederlandse zorgstelsel. Tot slot zijn de banden met Nederland sterker dan de banden met Turkije, nu haar kinderen hier wonen en ze hechte banden heeft met haar kleinkinderen. De belangenafweging had daarom in het voordeel van eiseres moeten uitvallen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiseres heeft haar aanvraag gebaseerd op het recht op gezinsleven zoals dat is neergelegd in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Niet in geschil is dat gezinsleven in de zin van dit artikel bij een ouder en haar meerderjarig kind alleen bestaat als tussen hen sprake is van ‘more than normal emotional ties’ (oftewel: een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie).
6. Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat de vraag of hiervan sprake is van feitelijke aard is, en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Bij de beoordeling of hiervan sprake is, kunnen de mate van financiële of materiële afhankelijkheid, emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst relevant zijn. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 april 2019is geoordeeld dat verweerder wel zwaarwegend, maar geen doorslaggevend gewicht mag toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is geworden welke zorg eiseres nodig heeft, noch dat deze zorg niet in Turkije beschikbaar is of door derden kan worden verleend. Hoewel uit de medische stukken volgt dat eiseres medische problemen heeft, is niet duidelijk welke zorg zij precies nodig heeft. Ook is niet gebleken dat ze op dit moment onder behandeling staat van een specialist. Verder is niet onderbouwd dat er in Turkije geen zorginstellingen zijn of dat deze niet bereikbaar zijn voor eiseres. Uit de verklaringen van referent blijkt dat er verpleeginstellingen zijn waar eiseres mogelijk terecht zou kunnen, maar dat zij er de voorkeur aan geeft haar moeder zelf te verzorgen. Uit die verklaringen blijkt bovendien dat er in Turkije een nicht is die een oogje in het zeil houdt.
8. Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat een meer dan afhankelijke afhankelijkheidsrelatie van eiseres met referent niet aannemelijk is geworden.
9. Daarnaast heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat eiseres hechte, persoonlijke banden heeft met haar kleinkinderen. Referent heeft tijdens het gehoor in bezwaar verklaard dat de kleinkinderen af en toe contact hebben met eiseres. Bij het ontbreken van een nadere onderbouwing, heeft verweerder dit onvoldoende kunnen vinden om de vereiste banden aan te nemen.
10. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022volgt dat verweerder niet (meer) kan volstaan met de vaststelling dat geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat, maar altijd een belangenafweging moet verrichten.
11. Verweerder heeft in het bestreden besluit het belang van eiseres om bij haar dochter in Nederland te kunnen verblijven afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid bij het voeren van een strikt toelatingsbeleid. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres is uitgevallen. Niet in geschil is dat er geen objectieve belemmering is om het familieleven in Turkije uit te oefenen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat eiseres sterkere banden heeft met Turkije dan met Nederland. Eiseres is in Turkije geboren en heeft de Turkse nationaliteit. Zij heeft het grootste deel van haar leven in Turkije gewoond en heeft zich daar ook na het overlijden van haar echtgenoot kunnen handhaven. Dat de kinderen en kleinkinderen van eiseres hier wonen is niet zonder betekenis, maar van onvoldoende gewicht om te kunnen concluderen dat haar banden met Nederland sterker zijn. Ook heeft verweerder niet ten onrechte gewicht toegekend aan het feit dat het verblijf van eiseres in Nederland een economische belasting zou opleveren. De stelling dat verweerder in dit verband tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen, volgt de rechtbank niet. Dat niet aannemelijk is geworden dat eiseres op dit moment (specialistische) medische zorg nodig heeft, staat immers los van het feit dat aangenomen kan worden dat eiseres, mede gelet op haar leeftijd en conditie, op enig moment gebruik zal maken van de Nederlandse gezondheidszorg.
12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.