In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 10 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van een referent. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben eisers op 19 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben zij op 28 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en neemt de overwegingen uit die uitspraak over.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Tevens is de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50. Tot slot is bepaald dat het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers moet worden vergoed.