Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
3.De feiten
De adoptie van [eiseres]
le [geboortedag] 1978”) en [naam 1], waarop in beide gevallen [naam 3] als moeder wordt aangeduid;
4.Het geschil
5.De beoordeling
“indien de adoptie zowel uit het oogpunt van verbreking van de banden met de ouders als dat van bevestiging van de banden met de adoptanten, (…) in het kennelijk belang van het kind is en aan de voorwaarden [van artikel 1:228 BW (oud)], is voldaan.”Onder meer gold op grond van artikel 1:228 BW (oud) de voorwaarde dat geen van de ouders (waarmee bedoeld werd: ouders die in familierechtelijke betrekking tot het kind stonden) zich het verzoek verzette. Adoptie geschiedde bij rechterlijke uitspraak op verzoek van het echtpaar dat het kind wilde adopteren. De rechtbank werd daarbij geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De Raad had daarbij de wettelijke taak een onderzoek in te stellen en daarover te rapporteren en de rechtbank ter terechtzitting te adviseren (artikelen 971 en 972 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (oud)).
Kamerstukken II1979/80, 16194, nrs. 1 en 2). In deze nota wordt ook ingegaan op de problemen die de toenemende belangstelling voor buitenlandse pleegkinderen met zich bracht en wordt de daaruit voortvloeiende behoefte aan ordenende maatregelen genoemd. Die behoefte heeft geleid tot een procedure tot verkrijging van een beginseltoestemming die aspirant pleegouders moesten volgen voorafgaand aan de opneming van een buitenlands pleegkind.
“a failure to take reasonably available measures”kan worden verweten. Het gaat dan om maatregelen die de gevolgen van het (veronderstelde) geweld hadden kunnen matigen (vgl. EHRM 26 november 2002, 33218/96 (E. e.a./Verenigd Koninkrijk)). Gezien het ontbreken van een wettelijke (controlerende) taak en van bevoegdheid van de Raad Zutphen over de periode vanaf de adoptie, kan de rechtbank daartoe niet concluderen. Uit de stellingen van [eiseres] vallen dergelijke veronachtzaamde, reële maatregelen ook niet af te leiden.
“Bij ziekenhuisopname van pleegmoeder raakte vooral [eiseres] erg nerveus omdat [eiseres] wist dat haar natuurlijke moeder in een ziekenhuis was overleden. Na de terugkeer van pleegmoeder was alles weer goed”.Er is (vooralsnog) geen aanleiding te veronderstellen dat [eiseres] na haar aankomst in Nederland contact heeft onderhouden met haar biologische moeder of dat zij op de hoogte is gebracht van het feit dat haar moeder na haar komst naar Nederland in een ziekenhuis was overleden. De mogelijkheid bestaat dus dat [eiseres] heeft meegemaakt dat haar biologische moeder vóór haar vertrek naar Nederland was overleden. Dit zou kunnen betekenen dat de toestemming van “[naam 3]” met de adoptie niet werkelijk afkomstig was van de moeder van [eiseres].