Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Eiser betoogt dat zware grond 3a niet op hem van toepassing is. Hij is namelijk met een geldig paspoort ingereisd. Dat hij zich niet direct heeft gemeld bij de korpschef kan niet als onderbouwing gelden voor deze zware grond. Tot slot betoogt eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, omdat zijn vlucht pas op 24 april 2023 staat gepland. Omdat eiser een geldig paspoort heeft, had verweerder sneller moeten handelen.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.