In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, zoals bepaald in de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat er aanzienlijke tekortkomingen zijn in de opvang en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië, en dat hij bij terugkeer in Italië in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal komen te verkeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder ervan uit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat dit in zijn geval niet zo is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris de discretionaire bevoegdheid heeft om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken, maar dat de enkele stelling van eiser dat hij familieleden in Nederland heeft, niet voldoende is om van deze bevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Dublinverordening niet bedoeld is om op reguliere gronden verblijf bij een familielid te verkrijgen. Eiser heeft ook verwezen naar een circulaire letter van de Italiaanse autoriteiten waarin om opschorting van overdrachten wordt verzocht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze circulaire letter niet tot de conclusie leidt dat het besluit van de staatssecretaris onrechtmatig is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.