ECLI:NL:RBDHA:2023:619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, zoals bepaald in de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat er aanzienlijke tekortkomingen zijn in de opvang en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië, en dat hij bij terugkeer in Italië in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal komen te verkeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder ervan uit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat dit in zijn geval niet zo is.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris de discretionaire bevoegdheid heeft om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken, maar dat de enkele stelling van eiser dat hij familieleden in Nederland heeft, niet voldoende is om van deze bevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Dublinverordening niet bedoeld is om op reguliere gronden verblijf bij een familielid te verkrijgen. Eiser heeft ook verwezen naar een circulaire letter van de Italiaanse autoriteiten waarin om opschorting van overdrachten wordt verzocht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze circulaire letter niet tot de conclusie leidt dat het besluit van de staatssecretaris onrechtmatig is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24611
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.B. van den Toorn-Volkers als vervanger van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. Attayee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Uitgangspunt is dat de zaak wordt beoordeeld overeenkomstig de Dublinverordening [1] .
2. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
3. Eiser stelt in zijn beroepsgronden en/of ter zitting dat in Italië aanzienlijke tekortkomingen zijn in de opvang en leefomstandigheden van asielzoekers. Door de toestroom van asielzoekers en de nieuwe rechtse regering zal de opvang naar verwachting nog verder versoberen. Eiser zal bij terugkeer daarom in een situatie terechtkomen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] . Hierbij wordt ook verwezen naar een circulair letter van 5 december 2022 van de Dublin-unit Italië. Het beleid van de nieuwe rechtse regering ten aanzien van asielzoekers is relevant voor de beoordeling of Italië zich nog houdt aan haar internationale afspraken. Daarnaast zal eiser in Italië problemen ondervinden met een reisagent. Hij heeft eerder problemen ondervonden omdat die reisagent van mening is dat eiser hem geld schuldig is. Eiser is in Nederland veiliger dan in Italië, omdat de Italiaanse autoriteiten asielzoekers slecht beschermt tegen mensenhandelaren. Dit volgt uit een rapport van Freedomhouse van 4 maart 2020 [4] .
Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het hebben van meerdere familieleden in Nederland geen zwaarwegend argument is voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening te meer omdat het ook de intentie van eiser was om naar zijn familie in Nederland te komen. Verweerder heeft niet voldoende over zijn intentie en familie doorgevraagd. Hierbij verwijst eiser naar overweging 14 van de considerans van de Dublinverordening.
4. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit ook recentelijk nog bevestigd [5] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is. Hij is hier met het door hem gestelde niet in geslaagd.
5. Verweerder heeft de discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich te trekken. [6] In de enkele stelling dat eiser familieleden in Nederland heeft, heeft verweerder echter geen aanleiding hoeven zien om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat familie- en gezinsleven al via de artikelen 9 en 16 van de Dublinverordening wordt beschermd. De intentie van eiser om naar Nederland te komen is hierbij niet relevant. Verweerder heeft ook voldoende doorgevraagd over het bestaan van een afhankelijkheidsrelatie. Hetgeen eiser heeft aangevoerd is onvoldoende om een geslaagd beroep op artikel 17 van de Dublinverordening te kunnen doen. De Dublinverordening is niet bedoeld om op reguliere gronden verblijf bij een familielid te verkrijgen. Het beroep op overweging 14 van de considerans van de Dublinverordening slaagt daarom niet.
6. Eiser heeft ten slotte verwezen naar de circulair letter van 5 december 2022. Daarin hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om een
tijdelijkeopschorting van overdrachten. Dit kan worden vergeleken met de eerdere tijdelijke opschorting van overdrachten in verband met het coronavirus. Ook toen waren er geen overdrachten mogelijk en de Afdeling heeft in die situatie geoordeeld dat er sprake was van ook een tijdelijke onmogelijkheid [7] . De circulair letter heeft dan ook niet tot gevolg dat het besluit onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.“Freedom in the World 2020 The Annual Survey of Political Rights & Civil Liberties” van Freedom House.
6.Artikel 17 van de Dublinverordening.