ECLI:NL:RBDHA:2023:6159
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor familie- of gezinsleden op grond van artikel 8 van het EVRM
Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eisers, bestaande uit een moeder en haar kinderen, die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend. De aanvragen waren gericht op verblijf in Nederland als familie- of gezinsleden van referente, die sinds 2016 in Nederland verblijft met een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie niet voldoende was aangetoond met officiële documenten. Eisers maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris handhaafde zijn besluit na een belangenafweging.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de belangen van eisers, afgewogen tegen het belang van de Nederlandse staat, onvoldoende zwaarwegend waren. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris bij de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken en dat de afwijzing van de mvv-aanvragen terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees erop dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de aanvragen niet konden worden ingewilligd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.