ECLI:NL:RBDHA:2023:6159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
NL23.5726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor familie- of gezinsleden op grond van artikel 8 van het EVRM

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eisers, bestaande uit een moeder en haar kinderen, die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden ingediend. De aanvragen waren gericht op verblijf in Nederland als familie- of gezinsleden van referente, die sinds 2016 in Nederland verblijft met een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie niet voldoende was aangetoond met officiële documenten. Eisers maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris handhaafde zijn besluit na een belangenafweging.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de belangen van eisers, afgewogen tegen het belang van de Nederlandse staat, onvoldoende zwaarwegend waren. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris bij de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken en dat de afwijzing van de mvv-aanvragen terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees erop dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de aanvragen niet konden worden ingewilligd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5726

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , eiseres 1 (moeder van referente), geboren op [geboortedatum 1] ,

[eiser], eiser (broer van referente), geboren op [geboortedatum 2] ,
[eiseres 2], eiseres 2 (zus van referente), geboren op [geboortedatum 3] ,
[eiseres 3], eiseres 2 (zus van referente), geboren op [geboortedatum 4] ,
tezamen genoemd eisers,
V-nummers: [V-nummers]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in de procedure Toegang en Verblijf (TEV) met als doel “verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM [1] ”, die namens eisers zijn ingediend door [naam referente] (referente).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze mvv-aanvragen met het besluit van 22 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 januari 2023 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Referente en de gemachtigde van eisers zijn met voorafgaand bericht niet naar de zitting gekomen.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers hebben de Eritrese nationaliteit en zij wonen in Addis Abeba (Ethiopië). Eisers willen in Nederland verblijven voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij referente’, bij de dochter en zus, op grond van artikel 8 van het EVRM. Referente is sinds 27 december 2016 in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 11 november 2020 heeft zij mvv-aanvragen voor eisers ingediend in het kader van nareis. Bij besluit van 29 januari 2021 heeft de staatssecretaris die aanvragen afgewezen, omdat de weigering een verblijfsvergunning te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
2.1.
Op 17 mei 2021 heeft referente opnieuw mvv-aanvragen voor eisers ingediend. In de toelichting bij die aanvragen is aangegeven dat de familie is gevlucht naar Ethiopië en dat referente graag hereniging wil aanvragen voor haar moeder, haar zussen en haar broer. Zij heeft regelmatig contact met hen. De vader van referente heeft de bijlage ‘Appendix Declaration of consent of the parent remaining behind’ voor zijn drie kinderen ondertekend. Hij heeft er ook mee ingestemd om voor een DNA-onderzoek naar de ambassade te gaan indien dat nodig is.
2.2.
Met het besluit van 22 maart 2022 heeft de staatssecretaris de aanvragen om een mvv afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen referente en haar gezinsleden niet met officiële dan wel indicatieve documenten is aangetoond. Referente heeft geen redenen gegeven voor het ontbreken van officiële familierechtelijke documenten. Zij verkeert daarom niet in bewijsnood en komt niet in aanmerking voor nader onderzoek. Nu de aanvraag reeds hierom is afgewezen, wordt volgens de staatssecretaris niet toegekomen aan de vraag of sprake is van familieleven tussen referente en haar gezinsleden.
2.3.
Eisers hebben op 12 april 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 maart 2022 van de staatssecretaris. Referente en de gemachtigde van eisers hebben het bezwaar op
27 januari 2023 toegelicht in een hoorzitting.
2.4.
Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het besluit van 22 maart 2022 gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. De staatssecretaris neemt gezinsleven aan tussen eisers en referente in de zin van artikel 8 van het EVRM. Hij heeft vervolgens het belang van eisers om het gezinsleven met referente in Nederland uit te oefenen afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid. De staatssecretaris heeft na een belangenafweging geconcludeerd dat het algemeen belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt en dat daarom de aanvraag van eisers voor een mvv wordt geweigerd.
3. Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat namens hen in dat verband is aangevoerd, wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de staatssecretaris de mvv-aanvragen van eisers terecht en op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna bespreekt de rechtbank de beroepsgronden van eisers en legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt. Tot slot wordt aangegeven welke gevolgen dit oordeel heeft.
De belangenafweging als bedoeld in artikel 8 van het EVRM
6. Eisers voeren – kort samengevat – aan dat de belangenafweging ten onrechte in hun nadeel is uitgevallen en niet op deugdelijke wijze is gemotiveerd.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling [2] van 13 juli 2022 [3] volgt dat de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM niet mag volstaan met de vaststelling dat geen beschermingswaardig familieleven bestaat. Hij moet altijd een belangenafweging maken, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken. De rechtbank toetst zonder terughoudendheid of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en toetst met enige terughoudendheid welk gewicht hij daaraan in de belangenafweging heeft toegekend en of die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’.
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eisers uitvalt. Hij heeft bij die belangenafweging alle door eisers aangevoerde relevante feiten en omstandigheden betrokken en heeft mogen vinden dat er een ‘fair balance’ is tussen enerzijds het belang van eisers en anderzijds het belang van de Nederlandse samenleving. De staatssecretaris heeft dat standpunt ook voldoende gemotiveerd. Daarbij heeft hij, anders dan eisers betogen, in het nadeel van eisers mogen meewegen dat referente al zes jaar zonder eisers een leven heeft ontwikkeld in Nederland. Verder heeft de staatssecretaris in het nadeel mogen meewegen dat, ondanks de meerderjarige leeftijd van referente, Nederland niet alsnog een positieve verplichting heeft om referente te herenigen met eisers. Ook heeft de staatssecretaris in het nadeel mogen betrekken dat eisers in Nederland nooit een verblijfsvergunning hebben gehad en dat bij een eerste toelating het belang van de overheid meestal zwaarder weegt. Verder heeft de staatssecretaris in het lichte nadeel van eisers mogen meewegen dat volgens de verklaringen van referente eisers hebben verbleven in Eritrea, Ethiopië en Soedan, maar dat geen van hen ooit eerder in Nederland is geweest. Daarbij heeft hij kunnen betrekken dat referente heeft verklaard dat eisers geen banden met Nederland hebben. Daarnaast heeft de staatssecretaris in lichte mate in het nadeel mogen laten meewegen dat referente heeft verklaard dat zij géén contact meer heeft met eisers sinds september 2022 en hieruit mogen concluderen dat geen bijzonder sterke mate van contact dan wel gezinsleven, met eisers blijkt.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat voor de Nederlandse overheid ook het economisch belang zwaar weegt. Hij heeft daarbij kunnen betrekken dat niet gebleken is referente met haar parttime werk voldoende inkomen verdient om de kosten voor het levensonderhoud van eisers te kunnen dragen. Het betoog van eisers dat de staatssecretaris niet heeft gemotiveerd hoe referente uit de catch-22 situatie kan ontsnappen, slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris de individuele omstandigheden in het specifieke geval van referente tegen elkaar heeft afgewogen. De staatssecretaris heeft dat ook voldoende gemotiveerd. De rechtbank volgt eisers daarom niet in hun stelling dat de staatssecretaris het economisch belang van de Staat niet inzichtelijk en onvoldoende heeft gemotiveerd. De verwijzing van eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 25 mei 2021, maakt het voorgaande niet anders. Daarbij acht de rechtbank van belang dat, zoals de staatssecretaris in het verweerschrift heeft toegelicht, in elke zaak andere relevante feiten en omstandigheden worden meegenomen, die op hun eigen merites worden beoordeeld. Daar komt nog bij dat de staatssecretaris beoordelingsvrijheid heeft bij het afwegen van de verschillende (persoonlijke) belangen. Dit volgt uit paragraaf B7/3.8.3 van de Vc [4] 2000. Ook heeft de staatssecretaris het belang van de minderjarige kinderen voldoende meegewogen en mogen vinden dat het niet verlenen van een mvv aan eisers niet tot gevolg heeft dat zij worden gescheiden van hun moeder. Verder heeft de staatssecretaris mogen vinden dat, hoewel er sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven tussen referente en eisers in Eritrea uit te oefenen omdat referente in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel, de belangenafweging niet in het voordeel van haar uitvalt. Dat standpunt is door de staatssecretaris voldoende gemotiveerd.
10. Op de zitting heeft de staatssecretaris desgevraagd aangegeven dat de algemene veiligheidssituatie in het land van herkomst indirect bij de belangenafweging is betrokken en dat dit in het voordeel van referente is meegewogen. Anders dan eisers hebben betoogd, heeft de staatssecretaris het bestreden besluit voldoende deugdelijk gemotiveerd.
11. De rechtbank is, gelet op wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aangevoerde belangen van eisers, afgewogen tegen het belang van de Nederlandse staat, onvoldoende zwaarwegend zijn.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de mvv-aanvragen van eisers terecht afgewezen. Zij krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Vreemdelingencirculaire.