ECLI:NL:RBDHA:2023:6145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
NL21.17958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv voor verblijf als familie- of gezinslid bij echtgenoot op basis van onvoldoende middelen van bestaan en gebrek aan individuele beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Iraanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel om als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat de referent, haar echtgenoot, niet had aangetoond dat hij voldeed aan het middelenvereiste, en er ontbraken belangrijke documenten zoals een antecedentenverklaring en een gelegaliseerde vertaling van de huwelijksakte.

Eiseres heeft tegen de afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris kennelijk ongegrond verklaard. In de beroepsprocedure heeft eiseres aangevoerd dat er geen individuele beoordeling heeft plaatsgevonden en dat de afwijzing op formele gronden was gebaseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent niet de vereiste premies en belastingen had afgedragen, waardoor zijn inkomen niet als zelfstandig kon worden beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat er geen ruimte was voor een individuele beoordeling, aangezien de middelen van bestaan niet voldeden aan de wettelijke eisen.

De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de staatssecretaris in de beroepsfase alsnog de referent had gehoord, wat erkende dat er in de bezwaarfase een procedurele fout was gemaakt. Eiseres kreeg daarom een vergoeding voor haar proceskosten, die door de staatssecretaris moest worden betaald. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de staatssecretaris wel op het griffierecht en de proceskosten te vergoeden aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17958

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de voor eiseres ingediende aanvraag tot het verlenen van een mvv [1] voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij echtgenoot [naam] (referent)’ afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2021 (bestreden besluit I) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.
Op 5 januari 2023 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen (bestreden besluit II).
Bij brief van 15 februari 2023 heeft eiseres aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Referent is verschenen, samen met zijn moeder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit en geboren op [geboortedag] 1995. Zij stelt met referent gehuwd te zijn, die voor haar een mvv aanvraag heeft ingediend voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’.
Bestreden besluit I
2. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat referent niet heeft aangetoond dat hij aan het middelenvereiste voldoet en evenmin heeft aangetoond dat hij een naar Nederlands internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk met eiseres is aangegaan. Ook ontbreekt een antecedentenverklaring van eiseres. In bestreden besluit I heeft verweerder deze beslissing gehandhaafd, omdat uit onderzoek is gebleken dat referent sinds ongeveer acht maanden een eigen bedrijf heeft. Daarmee voldoet hij niet aan het duurzaamheidsvereiste van anderhalf jaar. De door eiseres overgelegde antecedentenverklaring voldoet niet aan de vereisten en de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] valt in haar nadeel uit.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met bestreden besluit I en voert hiertoe aan dat verweerder geen individuele beoordeling heeft gemaakt als bedoeld in het arrest
Kachab, [3] waarbij ook de richtsnoeren [4] van de Europese Commissie bij toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn [5] moeten worden betrokken. Dat de in bezwaar overgelegde antecedentenverklaring niet voldoet, omdat de naam en plaats van ondertekening niet zijn ingevuld is extreem formalistisch. Met het overleggen van het blanco ‘criminal record’ van eiseres is aan het beleid voldaan. Ten slotte stelt eiseres dat de hoorplicht is geschonden.
Bestreden besluit II
4. Verweerder heeft tijdens de beroepsprocedure, gelet op een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter, [6] aanleiding gezien referent alsnog te horen. Na een ambtelijke hoorzitting heeft verweerder zich bij bestreden besluit II op het standpunt gesteld dat het inkomen van referent niet zelfstandig is, omdat uit ambtshalve verkregen informatie van de Belastingdienst is gebleken dat hij een belastingschuld heeft van meer dan € 20.000,-. Verder heeft eiseres geen gelegaliseerde vertaling van de Iraanse huwelijksakte en nog altijd geen juist ingevulde antecedentenverklaring overgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op de zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat in bestreden besluit II niet is bedoeld eiseres het ontbreken van een gelegaliseerde vertaling van de Iraanse huwelijksakte en een juist ingevulde antecedentenverklaring zelfstandig tegen te werpen. Het ontbreken van de juiste documenten is op zichzelf wel een afwijzingsgrond, maar het standpunt over deze documenten is ten overvloede opgenomen. Als de rechtbank het beroep gegrond verklaart op het punt van het middelenvereiste, zal eiseres alsnog in de gelegenheid worden gesteld de gewenste documenten te overleggen. Aan een bespreking van de beroepsgronden die eiseres hierover naar voren heeft gebracht, komt de rechtbank daarom niet toe.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder referent in de beroepsfase alsnog heeft gehoord en vervolgens een aanvullend besluit op bezwaar heeft genomen. Nu dit besluit bestreden besluit I heeft gewijzigd, heeft het beroep gelet op wat is bepaald in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb [7] , mede betrekking op bestreden besluit II. De rechtbank zal de bestreden besluiten in samenhang beoordelen.
Individuele beoordeling
7.1
Artikel 3.73, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb [8] bepaalt dat de middelen van bestaan, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid en onder c, van de Vw [9] , in ieder geval zelfstandig zijn indien zij verworven zijn uit wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen.
7.2
Referent heeft niet betwist dat hij over een deel van 2021 de vereiste premies en belastingen niet heeft afgedragen. Gelet hierop is het inkomen van referent volgens verweerder niet zelfstandig, als bedoeld in artikel 3.73, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb. De rechtbank volgt verweerder in het op de zitting ingenomen standpunt dat - nu vaststaat dat de middelen van referent niet zelfstandig zijn - aan een individuele beoordeling, zoals eiseres in de aanvullende gronden heeft bepleit, niet wordt toegekomen. Een individuele beoordeling zou namelijk geen verandering kunnen brengen in het feit dat de middelen niet zelfstandig zijn, terwijl dit wel is vereist. Dit betekent dat verweerder de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen.
Hoorplicht
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder referent na het instellen van beroep alsnog heeft gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank erkent verweerder hiermee dat in de bezwaarfase ten onrechte is afgezien van het horen. Eiseres krijgt daarom een vergoeding voor haar proceskosten. Die vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2023 in totaal € 1.674,- , omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder moet deze vergoeding betalen aan eiseres. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 april 2016, in de zaak Kachab (ECLI:EU:C:2016:285).
4.Mededeling van de Europese Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 3 april 2014, COM(2014) 210, betreffende de richtsnoeren voor de toepassing van de Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging.
5.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
7.Algemene wet bestuursrecht.
8.Vreemdelingenbesluit 2000.
9.Vreemdelingenwet 2000.