Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
6 december 2022.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Algerijnse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. In de overwegingen van de rechtbank werd uiteengezet dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat Duitsland verantwoordelijk was voor de asielaanvraag, aangezien Nederland op 5 december 2022 een verzoek om terugname naar Duitsland had gedaan, dat door Duitsland op 6 december 2022 was aanvaard. De eiser betwistte de verantwoordelijkheid van Duitsland en voerde aan dat hij geen asielaanvraag in Duitsland had ingediend, maar daar alleen was opgenomen in een ziekenhuis. Hij stelde dat de staatssecretaris ten onrechte geen gebruik had gemaakt van artikel 17 van de Dublinverordening en dat er systeemgebreken in Duitsland waren die een effectieve rechtsgang in gevaar zouden kunnen brengen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat Duitsland zijn verplichtingen nakomt en dat de eiser niet had aangetoond dat Duitsland niet aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigden. Het beroep werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen de uitspraak.