ECLI:NL:RBDHA:2023:5905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
22/3369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had het verzoek op 6 december 2021 afgewezen, en deze afwijzing werd bevestigd in een besluit op bezwaar op 21 april 2022. Eiser, die stelt de Guinese nationaliteit te hebben en in het bezit is van een verblijfsvergunning, had een Guinees paspoort overgelegd, maar de staatssecretaris betwistte de authenticiteit van de documenten die aan de afgifte van dit paspoort ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat het aan de verzoeker is om zijn identiteit aan te tonen en dat de staatssecretaris bevoegd is om bewijs te verlangen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van het naturalisatieverzoek voldoende heeft gemotiveerd en dat eiser geen contra-expertise heeft overgelegd die de conclusies van de staatssecretaris zou weerleggen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3369

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie.
1.1.
De staatssecretaris heeft dit verzoek met het besluit van 6 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 april 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en stelt de Guinese nationaliteit te hebben. Eiser is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Hij heeft een verzoek om naturalisatie ingediend.
3. De staatssecretaris heeft het verzoek van eiser op grond van artikel 7 van de RWN [1] en het beleid zoals vastgelegd in de Handleiding [2] afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser niet zijn komen vast te staan met de door hem overgelegde documenten. Eiser heeft weliswaar een geldig Guinees paspoort overgelegd, maar welke brondocumenten aan de afgifte daarvan ten grondslag hebben gelegen, is onduidelijk gebleven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het naturalisatieverzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het naturalisatieverzoek op goede gronden heeft afgewezen en dit besluit voldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De rechtbank stelt voorop dat uit de RWN en het BvvN [3] volgt dat het aan verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de verzoeker met de door hem overgelegde stukken voldoende is komen vast te staan. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld is de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en is de staatssecretaris dan ook bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de verzoeker te verlangen. [4]
Vergewisplicht
7. Eiser heeft bij zijn verzoek een Guinees paspoort overgelegd. Hij stelt dat hij ter verkrijging hiervan een kopie van zijn geboorteakte, een gecertificeerde kopie van een nationale identiteitskaart en een 'certificat de residence' heeft overgelegd. BD [5] heeft op verzoek van de staatsecretaris onderzoek verricht naar de door eiser overgelegde documenten en heeft de resultaten hiervan opgenomen in een VvO. [6] Kort samengevat heeft BD de identiteitskaart vals bevonden en geconcludeerd dat de kopie geboorteakte frauduleus is verkregen en dat de woonverklaring met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is.
8. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht. De VvO is volgens eiser niet inzichtelijk, nu niet duidelijk is hoe BD tot de conclusies is gekomen. Het bestreden besluit is op dit punt volgens eiser ondeugdelijk gemotiveerd.
9. Een VvO van BD is een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Awb. [7] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag de staatssecretaris niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt hij de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. [8] De vergewisplicht strekt niet zover dat de staatssecretaris tot in detail inzichtelijk moet maken hoe BD tot zijn conclusies is gekomen. [9]
10. De staatssecretaris heeft ter zitting gesteld dat de VvO van BD wel degelijk inzichtelijk is. BD heeft daarin vermeld hoe tot de conclusies is gekomen, die er kort samengevat op neerkomen dat de verschijningsvorm van de overgelegde documenten niet overeenkomt met het referentiemateriaal. Het is volgens de staatssecretaris een bewuste keuze van BD om niet alle gegevens volledig weer te geven. Niet openbaarmaking kan volgens de Vakbijlage BD [10] noodzakelijk zijn ter voorkoming van strafbare feiten. Ook heeft BD niet altijd toestemming van de autoriteiten van het land van herkomst van het document om informatie openbaar te maken. De staatssecretaris heeft er ter zitting op gewezen dat de beslismedewerker de door eiser bij brief van 14 oktober 2021 overgelegde documenten aan BD heeft voorgelegd en dat BD daarin geen aanleiding heeft gezien af te wijken van de conclusies in de VvO. Wanneer de vergewisplicht in geschil is, is de nieuwe werkwijze volgens de staatssecretaris dat volledig wordt gecontroleerd of de conclusies van BD aansluiten op het onderzoek. De resultaten van deze controle worden neergelegd in een vergewisbrief. Ook in dit geval heeft de staatssecretaris in beroep een vergewisbrief overgelegd van 24 februari 2023. Na inzage te hebben gekregen in de onderliggende stukken komt TOELT [11] van de IND [12] daarin tot de conclusie dat de VvO inhoudelijk inzichtelijk is.
11. Eiser heeft ter zitting gesteld dat in de verklaring van BD over de identiteitskaart wordt verwezen naar het ambtsbericht uit 2014. [13] Hij wijst erop dat de documenten die hij heeft overlegd dateren van na 2014 en dat niet inzichtelijk is op welke informatie verweerder zich bij het onderzoek nu heeft gebaseerd.
12. De staatssecretaris heeft ter zitting terecht gesteld dat de conclusie van BD dat de identiteitskaart vals is niet op informatie uit het ambtsbericht is gebaseerd. BD heeft de identiteitskaart vals bevonden, omdat de verschijningsvorm afwijkt van het beschikbare referentie materiaal. BD heeft in de VvO naar het ambtsbericht uit 2014 verwezen, omdat dit het meest recente ambtsbericht is. De staatssecretaris mag van de informatie in dit ambtsbericht uitgaan en eiser heeft de juistheid van deze informatie ook niet betwist. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de VvO inzichtelijk is, nu daarin onder meer staat dat de onderzochte documenten afwijken van het beschikbare referentiemateriaal. Zoals verweerder ter zitting heeft benadrukt zorgt BD ervoor dat betrouwbaar referentiemateriaal beschikbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank mag de staatssecretaris daar dan ook vanuit gaan.
13. Eiser stelt dat hij de VvO heeft kunnen weerleggen met de bij brief van 14 oktober 2021 overgelegde verklaring van de Guinese autoriteiten van 9 augustus 2021. De Guinese autoriteiten hebben zijn paspoort geverifieerd en hebben geconcludeerd dat het geldig en authentiek is. De staatssecretaris heeft ter zitting echter terecht gesteld dat in de verklaring van de Guinese ambassade niet is te lezen waarom het onderzoek van BD niet juist zou zijn. De bevindingen in de VvO over de identiteitskaart, het gewaarmerkt kopie ‘copie conforme’ uittreksel geboorteakte en de woonverklaring worden hiermee niet weerlegd en het is dus geen contra-expertise. Om dezelfde reden is de VvO ook met de bij brief van 14 oktober 2021 overgelegde gelegaliseerde kopie geboorteakte uit 1985 en de gelegaliseerde carte d’identité consulaire niet weerlegd. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt bovendien dat de staatssecretaris niet zonder meer is gebonden aan bevindingen van de Guineese ambassade. [14]
14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat de VvO niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, dat de redeneringen onbegrijpelijk zijn en dat de getrokken conclusies niet daarop aansluiten. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd en geen specifieke aanknopingspunten naar voren gebracht waarom de staatssecretaris niet van de VvO heeft mogen uitgaan. De staatssecretaris mocht de VvO dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag leggen.
Bewijsnood
15. Dat eiser niet in staat is om een contra-expertise te laten uitvoeren en dus in bewijsnood verkeert, volgt de rechtbank niet. Het is aan eiser om een onderzoeksbureau te vinden om een contra-expertise op te stellen en zo nodig kan BD daarbij hulp bieden. Uit het dossier blijkt dat eiser op 2 juli 2020 al heeft aangekondigd een contra-expertise te willen verrichten. Hij heeft er zelf voor gekozen dit via de Guinese ambassade te laten doen. Eiser heeft niet onderbouwd welke inspanningen hij sindsdien heeft verricht om de VvO met een contra-expertise te weerleggen. De enkele stelling dat er geen deugdelijk bureau is dat onderzoek naar deze documenten kan doen, is onvoldoende om bewijsnood aan te nemen.
16. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat eiser zijn identiteit en nationaliteit met de door hem overgelegde documenten niet heeft aangetoond. De rechtbank ziet geen aanleiding het beroep aan te houden en de staatssecretaris op te dragen de in beroep overgelegde nieuwe documenten te onderzoeken, zoals eiser ter zitting heeft verzocht. Eiser kan deze documenten bij een nieuw verzoek om naturalisatie indienen.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris het verzoek van eiser om naturalisatie op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rijkswet op het Nederlanderschap.
2.Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap.
3.Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764.
5.Bureau Documenten.
6.Verklaring van onderzoek van 15 juni 2021.
7.Algemene wet bestuursrecht.
8.Zie noot 4.
9.Zie de uitspraken van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2076 en van 8 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:15.
10.Te vinden op de website van de IND.
11.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
12.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
13.Algemeen Ambtsbericht Guinee van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van juni 2014.
14.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, uitspraak van de Afdeling ECLI:NL:RVS:2016:258.