ECLI:NL:RBDHA:2023:5882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
NL23.3149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Roemenië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Keniaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. Eiser was op 15 januari 2023 aangekomen op Schiphol met een Roemeens visum, maar wenste niet naar Roemenië te worden overgedragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was dat eiser bij overdracht aan Roemenië zou worden blootgesteld aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank baseerde haar oordeel op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Nederland mag uitgaan van de bescherming die Roemenië biedt aan asielzoekers. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie uitzonderlijk was of dat er sprake was van een systematische schending van internationale verplichtingen door Roemenië. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3149

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Met het besluit van 1 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam] als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze uitspraak over?
Eiser is geboren op [datum] en heeft de Keniaanse nationaliteit. Hij is op 15 januari 2023 aangekomen op Schiphol. Eiser heeft een visum geldig van 11 tot 21 januari 2023, afgegeven door Roemenië. Hij wil echter niet naar Roemenië en heeft daarom in Nederland asiel aangevraagd.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [2] . Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [3] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om overname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Niet is in geschil dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In geschil is of verweerder in wat eiser heeft aangevoerd aanleiding had moeten zien om die verantwoordelijkheid aan zich te trekken.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling heeft hoeven nemen. Hieronder zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen, aan de hand van de argumenten van eiser (de beroepsgronden).

Kan verweerder nog uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Als uitgangspunt geldt dat verweerder ten opzichte van Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Roemenië is net als Nederland aangesloten bij het EVRM [4] en andere internationale verdragen. Ook is Roemenië gebonden aan verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht. De Roemeense autoriteiten hebben met de acceptatie van het verzoek om overname gegarandeerd dat het asielverzoek van eiser in behandeling wordt genomen, met inachtneming van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht. Verweerder mag er dus vanuit gaan dat Roemenië eiser bescherming kan en wil bieden. De hoogste bestuursrechter [5] heeft dit herhaaldelijk en ook recent nog bevestigd [6] .
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht stelt dat eiser er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat deze uitspraken niet langer van toepassing zijn, en dat hij bij overdracht aan Roemenië als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Roemeense autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest [7] strijdige behandeling. Daartoe overweegt zij het volgende.

Opschorting van Dublinoverdrachten?

7. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder de behandeling van zijn aanvraag aan zich moet trekken omdat de Roemeense autoriteiten de inkomende Dublinoverdrachten hebben opgeschort. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder onweersproken meegedeeld dat de overdrachten sinds augustus 2022 weer plaatsvinden. Met de acceptatie van het claimverzoek mag verweerder ervan uitgaan dat eisers overdracht daadwerkelijk kan plaatsvinden.

Pushbacks naar Servië?

8. Tussen partijen is niet in geschil dat in Roemenië pushbacks plaatsvinden aan de EU-buitengrenzen. Hoewel dergelijke pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout in de asielprocedure in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening vormen, welke systeemfout de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt [8] , is de enkele omstandigheid dat er in een lidstaat pushbacks plaatsvinden op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat die lidstaat zich ten aanzien van Dublinclaimanten niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Om tot die conclusie te komen zal de vreemdeling met concrete aanknopingspunten aannemelijk moeten maken dat Dublinclaimanten na overdracht een reëel risico lopen om met pushbacks te maken te krijgen dan wel om een andere reden een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
8.1.
Eiser heeft met zijn verwijzing naar de brief van VWN [9] van 18 januari 2023 echter niet aannemelijk gemaakt dat hij, als Dublinclaimant, bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van pushbacks aan de Roemeense EU-buitengrenzen. Eiser zal in het kader van de Dublinverordening gereguleerd worden overgedragen aan Roemenië en zal dus niet illegaal de Roemeense buitengrenzen hoeven over te steken. Uit de aangehaalde bronnen kan niet worden afgeleid dat Dublinclaimanten na hun overdracht aan Roemenië te maken krijgen met pushbacks of daarmee vergelijkbare uitzettingen, waarbij er geen gelegenheid wordt gegeven om een asielprocedure te doorlopen.
8.2.
Ook kan de rechtbank dit niet afleiden uit de e-mailwisseling met ‘KlikAktiv’. In de e-mail, en het inmiddels gepubliceerde rapport “Formalizing Pushbacks – the use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian border” is vermeld dat deze organisatie afweet van vier Dublinclaimanten die naar Servië zijn uitgezet in een periode van twee jaar, waarvan één persoon documenten kan overleggen die zijn verhaal mogelijk ondersteunen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een systematische schending van de internationale verplichtingen en aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op een pushback. Te meer nu hij, anders dan de vreemdeling in het rapport van KlikAktiv, de Roemeense grens niet illegaal via Servië heeft overschreden.
Had verweerder de behandeling van de asielaanvraag aan zich moeten trekken vanwege medische klachten?
9. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de medische situatie van eiser niet maakt dat de overdracht aan Roemenië van onevenredige hardheid getuigt. Daarbij stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een situatie als bedoeld in het arrest C.K. [10] . Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [11] volgt dat eiser voor een geslaagd beroep op dit arrest recente objectieve medische informatie van zijn behandelaren dient te overleggen die een bijzonder slechte gezondheidstoestand aantoont, alsmede aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid van een overdracht aan Roemenië. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat eisers gezondheid bij overdracht aan Roemenië zal verslechteren. Ook eisers verklaring ter zitting dat hij pijn in zijn nierstreek heeft, medisch wordt onderzocht en aanleg voor diabetes heeft maakt dit niet anders. De rechtbank begrijpt dat eiser bezorgd is en de medische onderzoeken graag in Nederland wil laten verrichten en afwachten, maar hieruit volgt niet dat wordt voldaan aan de hoge drempel die het arrest C.K. stelt. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om eisers aanvraag op grond van artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening aan zich te trekken.
Conclusie en gevolgen
10. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak NL23.3150
2.Vreemdelingenwet 2000
3.Verordening (EU) nr. 604/2013
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling)
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645, bevestigd/herhaald op 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2521, 9 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3671, en laatstelijk van 12 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:110
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
8.vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043
9.VluchtelingenWerk Nederland
10.Het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017, vindplaats: ECLI:EU:C:2017:127
11.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:2986