ECLI:NL:RBDHA:2023:5877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleidsregel tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19 en definitie amateursport

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Sporttainment Center De Uithof B.V. en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres, een sport- en activiteitencomplex in Den Haag, had een beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris waarin de hoogte van de tegemoetkoming voor huur kwijtgescholden aan amateursportverenigingen werd vastgesteld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde tegemoetkoming, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de lagere tegemoetkoming in stand gelaten.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de definitie van amateursport en amateursportorganisatie in de Beleidsregel tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19 had mogen hanteren. Eiseres stelde dat de stichting die gebruik maakte van haar faciliteiten, volgens haar definitie van amateursport, geen bezoldigde dienst verleende. De rechtbank oordeelde echter dat de sporters van de stichting een vergoeding ontvingen en dat dit niet voldeed aan de definitie van amateursport zoals vastgelegd in de Beleidsregel. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het beleid consistent had toegepast en dat er geen fundamentele rechten waren geschonden.

De uitspraak benadrukt het belang van de Beleidsregel en de toepassing ervan in de context van buitenwettelijk begunstigend beleid. De rechtbank bevestigde dat de toetsing van dergelijk beleid terughoudend dient te zijn, en dat de staatssecretaris niet verplicht was om de Europese definitie van amateursport letterlijk over te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de lagere tegemoetkoming in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6377

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

Sporttainment Center De Uithof B.V., uit Den Haag, eiseres,

en

de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. ter Schure).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een aan eiseres verleende tegemoetkoming vastgesteld.
Bij besluit van 19 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen (de hoogte van) de tegemoetkoming ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2023.
Eiseres was, met bericht van verhindering, niet aanwezig.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres exploiteert een sport- en activiteitencomplex in Den Haag. Zij verhuurt een gedeelte van haar faciliteiten aan lokale amateursportverenigingen. Eiseres heeft de huur kwijtgescholden van een aantal huurders in verband met de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 en heeft verweerder om tegemoetkoming gevraagd. Verweerder heeft deze tegemoetkoming verleend. Verweerder heeft de tegemoetkoming vervolgens € 10.009,60 lager vastgesteld, omdat de Stichting Topsport HIJS-HOKIJ Den Haag (de stichting) volgens hem geen amateursportorganisatie is. Eiseres stelt -kort gezegd- dat verweerder een andere definitie van amateursport en amateursportorganisatie had moeten gebruiken.
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.

Wat vinden partijen in beroep?

3. Eiseres voert aan dat in de toelichting van de Beleidsregel tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19 (de Beleidsregel) staat dat het onderscheid tussen professionele sport en amateursport dient te worden gemaakt ter voorkoming van problematiek omtrent onrechtmatige staatssteun. Dat betekent dat als er sprake is van amateursport, er geen reden is om tegemoetkoming te weigeren. In de toelichting van de Beleidsregel staat verder dat de definitie van amateursport is afgeleid van de Verordening (EU) 651/2014. De definitie van amateursport in de Beleidsregel wijkt af van de in de Verordening gehanteerde definitie. Uit de Verordening volgt dat als voor een sportbeoefening geldt dat de vergoeding niet hoger ligt dan de deelnemingskosten óf de vergoeding niet een aanzienlijk deel van het inkomen vormt, dat er dan sprake is van amateursport. In de toelichting van de Beleidsregel staat geen reden vermeld die de afwijkende definitie verklaart. De definitie van de Verordening heeft daarom rechtstreekse werking. Bij de stichting vormt de vergoeding niet een aanzienlijk deel van het inkomen. De ijshockeysport in Nederland heeft het karakter van een vrijwilligerssport. Dat er sommige clubs zijn die hun deelnemers uit het eerste team enige vergoeding uitkeren, heeft uitsluitend te maken met het feit dat de betreffende spelers een aanzienlijke tijdsinvestering moeten maken om deel te kunnen nemen aan de wedstrijden van het eerste team. In totaal zijn er 23 sportbeoefenaren in het eerste team van de stichting. Daarvan ontvangen er zeven geen enkele vergoeding. De gemiddelde jaarlijkse vergoeding bedraagt maximaal
€ 2.424,78 (netto). Van de sportbeoefenaren die een vergoeding ontvangen studeren er twee en heeft de rest een full time baan naast het ijshockey. Daarbij moeten zij bijna altijd gedurende het seizoen nog op eigen kosten materiaal aanschaffen om deel te kunnen nemen aan de trainingen en wedstrijden. Als het gemiddelde netto inkomen in 2018, dat € 29.500,- bedraagt, zou worden afgezet tegen de gemiddelde spelersvergoeding bij de stichting, zou die vergoeding maximaal 7,5% van het jaarlijkse inkomen bedragen. Daar moeten dan nog eventuele materiaalkosten vanaf worden getrokken. Eiseres meent dat gemiddeld 7,5% van het jaarinkomen niet kwalificeert als een aanzienlijk deel van iemands inkomen. De beperkte vergoedingen hebben het karakter van een vrijwilligersbijdrage. Bovendien geldt dat het ijshockeyseizoen loopt van september tot en met medio maart. In de tussenliggende periode ontvangen de sportbeoefenaren geen vergoeding.
4. Verweerder stelt dat het hier gaat om een zogenoemde onverplichte tegemoetkoming die op grond van de Beleidsregel kan worden verstrekt. Met de Beleidsregel heeft verweerder specifiek amateursport en amateursportorganisaties op het oog gehad. Daarbij is weliswaar nauw aangesloten bij de tekst van de Verordening, maar de tekst van de Verordening is niet letterlijk overgenomen. Eiseres kan in deze kwestie dan ook geen geslaagd beroep doen op dat wat in de Verordening staat. De hier voorliggende onverplichte tegemoetkoming is immers gebaseerd op de Beleidsregel en niet op de Verordening. De definitiebepaling in de Beleidsregel is leidend bij het bepalen of sprake is van amateursport en/of een amateursportorganisatie en of gelet daarop aanspraak kan worden gemaakt op de tegemoetkoming. In het geval van eiseres is geconstateerd dat de sporters van het eerste team van de stichting een vergoeding ontvangen op grond van een overeenkomst. Gelet hierop is sprake van bezoldigde dienst en wordt niet voldaan aan de definitie van amateursport(organisatie). De door eiseres aangevoerde omstandigheden doen niet af aan het feit dat er sprake is van bezoldigde dienst. Verder is in de Beleidsregel bewust vermeld dat nauw (en dus niet exact) is aangesloten bij de Verordening. Door de in de Beleidsregel gehanteerde definitie van amateursport wordt voorkomen dat er bij het verstrekken van een tegemoetkoming sprake is van staatssteun.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat de tegemoetkoming zoals geregeld in de Beleidsregel buitenwettelijk begunstigend beleid betreft. Uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken volgt, dat als er wordt geprocedeerd tegen een besluit dat op grond van buitenwettelijk en begunstigend beleid is genomen, de bestuursrechter dit beleid zeer terughoudend dient te toetsen. De bestuursrechter aanvaardt het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven. De rechterlijke toetsing is beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast en de vraag of er fundamentele rechten zijn geschonden. [1]
6. De rechtbank overweegt dat de Beleidsregel een nationale regeling is die niet is gebaseerd op Europees recht. Er kan dan ook geen sprake zijn van een rechtstreeks werkende definitie van de Verordening. Uit de artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregel volgt dat in de Beleidsregel voor de definitie van amateursport en amateursportorganisatie nauw is aangesloten bij de Verordening. De minister voor Medische Zorg heeft dit gedaan om te voorkomen dat sprake is van staatssteun in de Beleidsregel. Hij heeft hierbij een iets andere definitie gebruikt van amateursport. Hoewel de minister duidelijker tot uiting had kunnen laten komen dat hij een eigen, afwijkende definitie hanteert, mocht hij kiezen voor een eigen definitie in zijn buitenwettelijk begunstigend beleid.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat gesproken kan worden van een bezoldigde dienst. Niet in geschil is dat de sporters uit het eerste team een overeenkomst hebben waarvoor ze een (geringe) vergoeding ontvangen. Gelet op de definitie van amateursport in de Beleidsregel is er in het geval van de stichting alleen daarom al geen sprake van het aanbieden van amateursport. Wat eiseres verder aanvoert over het vrijwillige karakter van de ijshockeysport in Nederland en de vergoeding die de sportbeoefenaren krijgen kan dit niet anders maken.
8. Ter zitting heeft verweerder nog meegedeeld dat de tegemoetkoming die de stichting op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19 heeft gekregen een fout betrof. Verweerder zal de verstrekte tegemoetkoming niet terugvorderen van de stichting. Verweerder stelt terecht dat hij een gemaakte fout niet hoeft te herhalen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het beleid consistent heeft toegepast en dat er geen fundamentele rechten zijn geschonden Voor zover uit een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter [2] zou blijken dat er bij buitenwettelijk begunstigend beleid een meer omvattende toetsing zou moeten plaatsvinden, overweegt de rechtbank dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die ertoe zouden leiden dat verweerder in dat geval de tegemoetkoming niet mocht terugvorderen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de lager vastgestelde tegemoetkoming in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzitter, en mr. M.D. Gunster en
mr. F. Arichi, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Beleidsregel tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19
Artikel 1.1.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
amateursport:
activiteiten op het gebied van sport die niet worden uitgeoefend in loondienst of als bezoldigde dienst, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst is opgesteld tussen de sportbeoefenaar en de sportorganisatie;
amateursportorganisatie:
een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk die als doelstelling heeft amateursport voor lokale gebruikers aan te bieden;
[…]
Verordening (EU) 651/2014
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
143. „profsport”: sportbeoefening in loondienst uitgeoefend of als bezoldigde dienst verricht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst tussen de profsporter en de betrokken sportorganisatie is opgesteld, waarbij de vergoeding hoger ligt dan de deelnemingskosten en een aanzienlijk deel van het inkomen van de sportbeoefenaar vormt. Reis- en verblijfsonkosten om aan een sportevenement deel te nemen, worden voor de toepassing van deze verordening niet als vergoeding beschouwd.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3135, r.o. 22.
2.Afdeling, 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3135, r.o. 23 e.v.