In deze zaak hebben vier eisers, allen van Syrische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent. De aanvraag is op 14 juni 2022 ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Na een ingebrekestelling op 14 december 2022 hebben de eisers op 2 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat de eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken, met de mogelijkheid tot nader onderzoek binnen een langere termijn. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van de eisers vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.