ECLI:NL:RBDHA:2023:5755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.7641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, die de Russische nationaliteit bezit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 11 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser eerder een visum van Spanje had ontvangen, dat geldig was van 28 juli 2022 tot en met 25 oktober 2022. De autoriteiten van Spanje hadden op 23 januari 2023 ingestemd met het verzoek om eiser over te nemen.

Eiser voerde in beroep aan dat Spanje niet verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag, omdat hij het visum had verkregen voor een familiebezoek in Nederland en hij binnen drie maanden was teruggekeerd. Hij stelde dat Nederland verantwoordelijk was op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij geen binding had met Spanje en niet terug kon keren naar Rusland vanwege de oorlog. De rechtbank oordeelde echter dat Spanje terecht als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld, aangezien het visum nog geldig was op het moment van de asielaanvraag.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was op Spanje. Bovendien had de rechtbank geen aanleiding gezien om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid om de behandeling van de asielaanvraag aan Nederland over te dragen. De omstandigheden die eiser aanvoerde, zoals zijn gebrek aan binding met Spanje en zijn wens om bij zijn grootouders in Nederland te verblijven, werden niet als bijzondere omstandigheden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7641

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.7642, op 12 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Russische nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 11 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit onderzoek in EU-VIS is gebleken dat Spanje aan eiser een visum heeft verstrekt dat geldig was van 28 juli 2022 tot en met 25 oktober 2022. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Spanje verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. [2] Op 23 januari 2023 zijn de autoriteiten van Spanje hiermee akkoord gegaan.
3. Eiser voert in beroep aan dat Spanje niet verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Eiser was in het bezit van het visum, omdat hij in 2022 op familiebezoek was in Nederland. Het was voor eiser niet mogelijk om voor Nederland een visum te verkrijgen, maar wel voor Spanje. Eiser is hierna weer teruggekeerd binnen drie maanden, waardoor artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening niet van toepassing is. Volgens eiser is Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers omstandigheden. Eiser heeft namelijk geen enkele binding met Spanje. Hij wenst in Nederland bij zijn grootouders te verblijven. Ook kan eiser niet terugkeren naar Rusland vanwege de oorlog.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In geschil is of Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat Spanje de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Uit EU-VIS volgt immers dat het visum dat eerder door de Spaanse autoriteiten was verstrekt, nog geldig was op het moment dat eiser een asielaanvraag in Nederland indiende. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening is Spanje dan ook verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Dat eiser eerder vanwege familiebezoek in Nederland is geweest en geen band heeft met Spanje maakt het voorgaande niet anders.
6. Nu vaststaat dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag, is in geschil of van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan ten aanzien van Spanje.
7. Het uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Spanje nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Nu eiser hiertegen geen inhoudelijke beroepsgronden heeft ingediend, is eiser hier niet in geslaagd.
8. Verder heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening om de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. De omstandigheid dat eiser geen binding heeft met Spanje, hij vanwege de oorlog uit Rusland is vertrokken en dat hij graag bij zijn grootouders in Nederland wil verblijven, heeft verweerder niet ten onrechte niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden waardoor de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid zou getuigen. Hierbij heeft verweerder kunnen overwegen dat deze procedure alleen gaat om de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van eisers asielaanvraag. Dat eiser geen binding zou hebben met Spanje is hiervoor niet relevant. Ten overvloede merkt verweerder daarbij op dat eiser geen ervaring heeft met de leefsituatie aldaar. Ook de genoemde asielmotieven van eiser kan hij naar voren brengen bij de Spaanse autoriteiten. Verder heeft eiser zijn familieband met zijn grootouders niet nader onderbouwd, waardoor niet is gebleken van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn grootouders, zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening.
9. Het beroep is daarom ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.