ECLI:NL:RBDHA:2023:5731
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor duo-scootmobiel op grond van Wmo 2015
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, gericht tegen de afwijzing van haar aanvraag om een duo-scootmobiel, behandeld. Verzoekster had haar aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had deze aanvraag afgewezen met een besluit van 20 mei 2020. De afwijzing werd in latere besluiten gehandhaafd, ondanks dat verzoekster in eerdere procedures had geprobeerd de afwijzing aan te vechten.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hoewel verzoekster aangeeft dat de procedure lang duurt en dat haar zoon binnenkort twaalf jaar oud zal zijn, waardoor de aanvraag mogelijk niet meer relevant is, is er geen acute noodsituatie aangetoond. De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit van het college niet evident onrechtmatig is. Dit oordeel is gebaseerd op het advies van de arts van Calder Werkt, dat geen medische noodzaak voor de duo-scootmobiel aantoont.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoekster in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak niet in aanmerking komt voor de duo-scootmobiel. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.