Op 21 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een herziening van een beslissing over de toekenning van een IVA-uitkering. Eiser had eerder een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 11 februari 2021. Tijdens de zitting op 12 mei 2022 is besloten om een verzekeringsarts als deskundige in te schakelen voor medisch onderzoek. De deskundige, R. Grob-Braber, heeft op verschillende data gerapporteerd, waarna verweerder op 13 februari 2023 een gewijzigd besluit heeft genomen, waarin aan eiser is tegemoetgekomen. Eiser heeft op 22 februari 2023 zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder is tegemoetgekomen aan het beroep van eiser, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als gegrond toegewezen. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 6.369,48, inclusief het griffierecht van € 49,- dat door verweerder moet worden vergoed. De rechtbank heeft de kosten voor de ingeschakelde deskundigen en rechtsbijstand berekend en goedgekeurd, met inachtneming van de geldende tarieven.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.