In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een Syrische moeder en haar minderjarige zoon, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben een beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen voor verblijf als familie- of gezinslid bij de zus van eiseres, die in Nederland woont. De staatssecretaris had eerder de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referente. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting in Breda, waar partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eisers, waaronder de psychische en emotionele afhankelijkheid van eiseres van referente. De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk sprake is van hechte persoonlijke banden en dat de belangenafweging door de staatssecretaris niet in overeenstemming is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de afhankelijkheidsrelatie en de belangen van eisers opnieuw moeten worden beoordeeld. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.