In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ethiopische goudsmid, heeft op 12 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt te vrezen voor vervolging vanwege zijn etniciteit als Tigreeër en discriminatie vanwege zijn beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 februari 2023 afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de problemen die eiser ondervindt niet voldoende zijn om te concluderen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Ethiopië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die hij ervaart niet onder de gronden van het Vluchtelingenverdrag vallen. Eiser heeft tijdens de zitting zijn zorgen geuit over de situatie in Ethiopië voor Tigreeërs, maar de rechtbank oordeelt dat de door hem aangevoerde problemen onvoldoende zijn om vrees voor vervolging aan te nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder niet ambtshalve hoefde te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, omdat eiser al een afgeleide verblijfsvergunning heeft en geen procesbelang heeft bij een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank verklaart het beroep van eiser deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.