ECLI:NL:RBDHA:2023:5528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
NL23.5787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Ethiopische goudsmid wegens onvoldoende gronden voor vervolging en ambtshalve toetsing aan artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ethiopische goudsmid, heeft op 12 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt te vrezen voor vervolging vanwege zijn etniciteit als Tigreeër en discriminatie vanwege zijn beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 februari 2023 afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de problemen die eiser ondervindt niet voldoende zijn om te concluderen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Ethiopië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die hij ervaart niet onder de gronden van het Vluchtelingenverdrag vallen. Eiser heeft tijdens de zitting zijn zorgen geuit over de situatie in Ethiopië voor Tigreeërs, maar de rechtbank oordeelt dat de door hem aangevoerde problemen onvoldoende zijn om vrees voor vervolging aan te nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder niet ambtshalve hoefde te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, omdat eiser al een afgeleide verblijfsvergunning heeft en geen procesbelang heeft bij een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank verklaart het beroep van eiser deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5787

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij besluit van 22 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.C.M.E. Schijvenaars, waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohammedali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Ethiopische nationaliteit. Op 12 oktober 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij in Ethiopië gediscrimineerd wordt omdat hij vanwege zijn beroep van goudsmid als ‘buda’ wordt gezien. Daarnaast vreest eiser voor zijn leven omdat hij Tigreeër is.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst acht verweerder geloofwaardig. Daarnaast acht verweerder geloofwaardig dat eiser wordt gediscrimineerd vanwege zijn beroep als goudsmid. Deze problemen zijn echter niet te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag [1] . De moeilijkheden die eiser heeft ondervonden bij het huren van een woning zijn daarvoor onvoldoende. Om die reden is ook niet gebleken dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarnaast acht verweerder het niet aannemelijk dat eiser Tigreeër is. Voor zover dit wel moet worden aangenomen, is niet gebleken van geringe indicaties waardoor aan eiser een verblijfsstatus moet worden verleend. Tot slot hoeft verweerder niet ambtshalve te toetsen of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. [2] Eiser kan hiervoor een aparte aanvraag indienen.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat hij en zijn gezin worden uitgesloten van de Ethiopische samenleving. Eiser is goudsmid van beroep. Dergelijke mensen worden in Ethiopië beticht van zwarte magie. Daarnaast is eiser wel degelijk Tigreeër. Eiser spreekt ook uitsluitend Tigrinya. De situatie in Ethiopië voor Tigreeërs is sinds het uitbreken van de oorlog in Tigray ernstig verslechterd. Tot slot had verweerder ambtshalve moeten toetsen of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Anders dan verweerder stelt, is sprake van een eerste asielaanvraag, nu hij op dit moment slechts een afgeleide verblijfsstatus heeft. Eiser verwijst hiervoor naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 november 2022. [3] Daarnaast is verweerder, gelet op de uitspraak van de Afdeling [4] van 20 januari 2022 [5] , op grond van artikel 3.6b, aanhef en onder c van het Vb [6] wel bevoegd ambtshalve te toetsen aan artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is geworden dat eiser in Ethiopië vanwege zijn beroep als goudsmid op zodanige wijze wordt achtergesteld dat hij moet vrezen voor vervolging. Daarvoor is immers vereist dat de vreemdeling, als gevolg van de door hem ondervonden discriminatie, zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. [7] Eiser heeft verklaard dat hij problemen ondervond bij het vinden van een huurwoning, maar ook dat hij in de korte tijd dat hij in Ethiopië verbleef twee keer een woning heeft kunnen huren. Daarnaast merkte hij dat er over hem werd geroddeld. Verweerder heeft terecht overwogen dat die problemen onvoldoende zijn om vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade aan te nemen.
5. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij Tigreeër is en om die reden tot een risicogroep behoort. [8] Eiser heeft in de gehoren met verweerder verklaard dat zijn afkomst Tigrinya is. Verder is niet in geschil dat eiser (uitsluitend) Tigrinya spreekt en dat hij zowel bij de gehoren met verweerder als ter zitting bij de rechtbank door een tolk in deze taal is bijgestaan. De enkele observatie van verweerder dat in de literatuur geen eensluidend antwoord kan worden gevonden op de vraag of met de aanduidingen Tigrinya en Tigreeërs dezelfde bevolkingsgroep in Ethiopië wordt bedoeld, is onvoldoende om de afkomst van eiser ter discussie te stellen.
6. Dit leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden besluit omdat verweerder terecht heeft opgemerkt dat, ook wanneer wordt aangenomen dat eiser etnisch Tigreeër is, niet is gebleken van geringe indicaties waarmee eiser aannemelijk kan maken dat zijn problemen in verband staan met het feit dat hij tot deze bevolkingsgroep behoort. Hierbij is van belang dat eiser in het nader gehoor [9] heeft verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn etniciteit. De enkele verwijzing naar de verslechterde situatie voor Tigreeërs in Ethiopië is onvoldoende om vrees voor vervolging aan te nemen.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
Ambtshalve toets aan artikel 8 van het EVRM
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ambtshalve aan artikel 8 van het EVRM had moeten doortoetsen om te bezien of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van de gezinsband met zijn in Nederland verblijvende kinderen. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of sprake is van procesbelang. Daarvan is sprake als eiser met de door hem gewenste vergunning in een gunstiger positie komt. Niet in geschil is dat eiser reeds in het bezit is van een verblijfsvergunning, namelijk een afgeleide asielvergunning op grond van nareis, die hem in staat stelt gezinsleven met zijn kinderen uit te oefenen. Eiser wordt in de uitoefening daarvan niet bedreigd. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een beoordeling van dit onderdeel van zijn beroep.
9. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover het zich richt tegen het besluit van verweerder om eiser niet ambtshalve in het bezit te stellen van een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Zie paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
8.Op grond van het landgebonden beleid van verweerder ten aanzien van Ethiopië, zoals neergelegd in par. C7/14.3.2 van de Vc.
9.Pagina 6.