In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan over een klacht van verzoeker, geboren in 1988, die zich richtte tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke psychiater met betrekking tot de toediening van intramusculaire medicatie. Verzoeker had eerder een zorgmachtiging gekregen, maar diende op 3 januari 2023 een klacht in bij de klachtencommissie, die deze op 17 januari 2023 ongegrond verklaarde. Verzoeker betwistte de noodzaak van de intramusculaire medicatie en stelde dat deze niet in overeenstemming was met de richtlijnen en behandelstandaard. Hij voerde aan dat de medicatie hem lichamelijk en geestelijk schade toebracht en dat er geen grond was voor de verplichte zorg. De rechtbank oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek en dat de zorgverantwoordelijke zich aan de wettelijke vereisten had gehouden. De rechtbank concludeerde dat de toediening van intramusculaire medicatie noodzakelijk was om ernstig nadeel voor verzoeker en anderen te voorkomen. De rechtbank verklaarde de klacht ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 april 2023.