In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, die eerder asiel had gekregen. Eiser had op 4 januari 2018 een verblijfsvergunning asiel gekregen, maar deze werd ingetrokken door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van een veroordeling voor twee pogingen tot doodslag op zijn ex-vrouw en dochter, gepleegd op 29 mei 2019. Eiser was veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Eiser betoogde dat hij spijt had van zijn daden en dat de omstandigheden waaronder de misdrijven waren gepleegd uniek waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om de intrekking van de verblijfsvergunning te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat eiser een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de samenleving, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de veroordeling van eiser voor ernstige geweldsdelicten zwaar meeweegt in de beoordeling van de actualiteit van de bedreiging.