ECLI:NL:RBDHA:2023:5402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
SGR 21/6341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en duurzaamheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen Heerema Fleet Personnel B.V. en het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. K. Gomes, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om geen IVA-uitkering toe te kennen aan de ex-werknemer, die op 11 mei 2021 voor 88,82% arbeidsongeschikt werd verklaard. De rechtbank heeft de medische situatie van de ex-werknemer beoordeeld en vastgesteld dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld, maar dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de verzekeringsarts B&B de medische informatie adequaat heeft gewogen. Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV niet zorgvuldig heeft gehandeld door de ex-werknemer niet fysiek te onderzoeken, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat dit in dit geval niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om geen IVA-uitkering toe te kennen, standhoudt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6341

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Heerema Fleet Personnel B.V., gevestigd te Leiden, eiseres

(gemachtigde: mr. K. Gomes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder

Inleiding

Het UWV heeft de heer [A], ex-werknemer van eiseres (hierna: ex werknemer), met ingang van 11 mei 2021 een loongerelateerde uitkering op grond van de Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 88,82%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 3 september 2021 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Ex-werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van ex-werknemer.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van eiseres. Het UWV heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De griffier heeft getracht contact op te nemen met het UWV door te bellen en te mailen, maar zonder succes. Na de zitting is gebleken dat mevrouw Van Beekema van het UWV om 14:40 uur de voicemail van de griffier heeft ingesproken met de mededeling dat zij niet kon inloggen in de digitale zitting. Dit voicemailbericht is pas achteraf na de zitting beluisterd door de griffier.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Ex-werknemer werkte bij eiseres als ploegbaas voor gemiddeld 41,95 uur per week. Hij heeft zich op 14 mei 2019 ziekgemeld. Het UWV heeft ex-werknemer vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. Ex-werknemer heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gedaan. Het UWV heeft na een medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat ex-werknemer op 11 mei 2021 voor 88,82 % arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten hem met ingang van die datum een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 31 augustus 2021
.De medische belastbaarheid van ex-werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 15 maart 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Allereerst voert eiseres aan dat de bezwaargronden als herhaalt en ingelast dienen te worden beschouwd. Zij stelt dat het onderzoek niet is gebaseerd op een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering. Ex-werknemer is niet fysiek gezien tijdens een spreekuur en het rapport is slechts gebaseerd op informatie van derden. Het UWV heeft niet onderbouwd waarom nog sprake is van een meer dan geringe kans op herstel. Nu ex-werknemer niet is gezien is de prognose onjuist vastgesteld. Daarnaast zijn er behandelopties genoemd zonder eerst aan de behandelaars van ex-werknemer te vragen of deze behandelmogelijkheden wel reële opties zijn.
7. Daarnaast stelt eiseres dat gelet op de duur van de klachten en de AOW-gerechtige datum per 8 mei 2022, de functionele mogelijkheden niet voor de AOW-gerechtigde leeftijd zullen verbeteren. Door geen rekening te houden met de AOW-leeftijd wordt het stappenplan beoordeling duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen in dit geval inhoudsloos voor ex-werknemer. Net als het idee dat ex-werknemer nog arbeidsmogelijkheden zal kunnen krijgen voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd. Het UWV stelt namelijk dat er na AOW-leeftijd verbetering zal optreden. Aangezien er voor AOW-leeftijd geen verbetering mogelijk is, dienen de beperkingen duurzaam geacht te worden. Tot slot doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijst naar twee volgens eiseres soortgelijke zaken.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat ex-werknemer 88,82%, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Tussen partijen is uitsluitend de duurzaamheid van de beperkingen in geschil.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat ex-werknemer op 11 mei 2021 niet duurzaam arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een IVA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de aanwezige medische informatie meegewogen in zijn beoordeling en beperkingen vastgesteld. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport ook het stappenplan voor het vaststellen van de duurzaamheid doorlopen.
12. Eiseres voert aan dat het onderzoek niet zorgvuldig is verricht, nu ex-werknemer niet is gezien tijdens een fysiek spreekuur terwijl dit wel noodzakelijk was. Eiseres verwijst hierbij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] .
13. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB – waar eiseres ook naar verwijst – mag een verzekeringsarts (B&B) afzien van een spreekuurcontact indien wegens de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toevoegde waarde zou hebben. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom een spreekuurcontact geen toevoegde waarde zou hebben en onnodig belastend zou zijn voor ex-werknemer. Ex-werknemer verblijft in het buitenland en gelet op de aard van de klachten is het niet mogelijk om ex-werknemer telefonisch te spreken. Door de omstandigheden van het geval was een spreekuurcontact niet mogelijk dan wel lastig om uit te voeren. Daarnaast motiveert de verzekeringsarts B&B dat uit de medische informatie al duidelijk was dat ex-werknemer forse beperkingen heeft en nu niet belastbaar is voor arbeid. Een persoonlijk contact zou hier geen nieuwe inzichten gegeven hebben.
14. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts B&B ten onrechte heeft vastgesteld dat er behandelmogelijkheden zijn, zonder deze opties eerst met de behandelende sector te bespreken of deze behandelmogelijkheden reëel zijn.
15. Voor het beoordelen van de duurzaamheid is in het beoordelingskader een stappenplan opgenomen met drie stappen. Middels dit stappenplan dient de verzekeringsarts (B&B) te onderzoeken of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Bij de boordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts (B&B) van de kans op herstel in het eerste jaar en het volgende jaar moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de ex-werknemer als individu aan de orde is. Als de inschatting van de kans op herstel is gebaseerd op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan op de situatie van de ex-werknemer.
16. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende en begrijpelijk heeft gemotiveerd waarom een redelijke of goede verwachting van verbetering van de belastbaarheid van ex-werknemer aanwezig is in het eerste jaar. In het rapport van 31 augustus 2021 heeft de verzekeringsarts B&B het stappenplan volledig en navolgbaar uitgewerkt. De verzekeringsarts B&B overweegt dat de behandeling die ex-werknemer heeft gevolgd, zwaar en ingrijpend is geweest. Een aanvullende revalidatiebehandeling kan zinvol zijn, maar natuurlijk herstel/verbetering is de belangrijkste factor voor verbetering. De verzekeringsarts B&B stelt dat de verwachting is dat de belastbaarheid van ex-werknemer binnen een jaar kan verbeteren.
17. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 8 februari 2023 desgevraagd nader toegelicht dat de conditie (mentaal en fysiek) na ingrijpende behandeling fors beperkt is geraakt. Natuurlijk herstel door verbetering van de conditie, maar ook in psychisch opzicht, zoals bijvoorbeeld terugkrijgen van vertrouwen in het eigen lichaam, speelt de belangrijkste rol. Dit natuurlijk proces kan ondersteund worden door de revalidatiebehandeling, zoals logopedie en multidisciplinaire revalidatiebehandeling, waarbij gericht wordt gewerkt aan verbeteren van conditie en psychologische begeleiding. De verzekeringsarts B&B concludeert dat natuurlijk beloop voldoende kan zijn voor verbeteren van de functioneren, maar om het te versnellen of ingeval van stagnatie kan een revalidatiebehandeling functioneel zijn voor het herstel.
18. Eiseres voert aan dat, nu het UWV stelt dat na het bereiken van de AOW-leeftijd verbetering zal optreden, de beperkingen duurzaam geacht moeten worden. Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en verwijst naar een – volgens haar – soortgelijke zaak waarin het UWV heeft geoordeeld dat de betrokkene duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht, omdat een verbetering voor de AOW-leeftijd niet te verwachten is. Eiseres voert aan dat uit deze overwegingen blijkt dat AOW-leeftijd wel degelijk van belang is om vast te stellen of er sprake is van duurzaamheid van de beperkingen.
19. De rechtbank stelt allereerst vast dat het UWV, anders dan eiseres aanvoert, niet heeft vastgesteld dat pas na het bereiken van de AOW-leeftijd verbetering wordt verwacht. In zijn rapport van 31 augustus 2021 heeft de verzekeringsarts B&B vastgesteld dat binnen een jaar verbetering wordt verwacht. Dit houdt in dat de verbetering verwacht wordt in de periode tussen 11 mei 2021 en 11 mei 2022. Ex-werknemer heeft op 8 mei 2022 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Dat betekent dat het goed mogelijk was dat een verbetering vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van ex-werknemer mogelijk was.
20. Nu geen sprake is van gelijke gevallen, kan het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel niet slagen.
21. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat ex-werknemer op 11 mei 2021 niet duurzaam arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een IVA-uitkering.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht besloten om ex-werknemer per 11 mei 2021 geen IVA-uitkering toe te kennen.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 april 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.