ECLI:NL:RBDHA:2023:5296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
09/323524-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door met de auto achteruit in te rijden op partner

In de zaak van de verdachte, geboren in 1985, heeft de rechtbank Den Haag op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende poging tot doodslag. De verdachte heeft op 10 december 2022 in Gouderak, gemeente Krimpenerwaard, met haar auto (achteruit) opzettelijk geprobeerd haar partner, [slachtoffer], van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een conflict was tussen de verdachte en [slachtoffer] en dat de verdachte, na het passeren van [slachtoffer], met aanzienlijke snelheid achteruit is gereden, waardoor zij hem heeft geraakt. De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie gevolgd, die heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging doodslag en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/323524-22
Datum uitspraak: 17 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
BRP-[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Kins en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B. Swier naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 december 2022 te Gouderak, gemeente Krimpenerwaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met haar auto (achteruit) tegen [slachtoffer] aan is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 10 december 2022 te Gouderak, gemeente Krimpenerwaard
aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken, heeft toegebracht door met
haar auto (achteruit) tegen [slachtoffer] aan te rijden
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 10 december 2022 te Gouderak, gemeente Krimpenerwaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met haar auto (achteruit) tegen [slachtoffer] aan is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 10 december 2022 te Gouderak, gemeente Krimpenerwaard
[slachtoffer] heeft mishandeld door met haar auto (achteruit) tegen [slachtoffer]
aan te rijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken
ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (poging doodslag).
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna nader ingaan op hetgeen de raadsman hiertoe heeft gesteld.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer], van de politie eenheid Den Haag, district [plaats], met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 133).
1. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige], op gemaakt op 10 december 2022, voor zover inhoudende (p. 10):
Ik reed op 10 december 2022 omstreeks 01.15 op [plaats] te Gouderak. Ik zag een man die in dezelfde richting liep. Deze man liep op het fietspad uiterst rechts. Ik zag dat er een ander voertuig in tegengestelde richting kwam rijden. Ik zag dat het voertuig bij het naderen afremde. Ik zag dat het voertuig de man passeerde. Ik zag dat het voertuig vervolgens in zijn achteruit ging. Ik zag dat het voertuig naar de andere kant van de weg in zijn achteruit reed. Ik zag dat het voertuig met de achterkant tegen de man aanreed.
2. De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden met bestandsnaam [naam] (vanaf 2:20), op de terechtzitting van 3 april 2023:
Bij het vertonen van de camerabeelden heeft de rechtbank het volgende waargenomen.
Op de beelden is een gedeelte van een parkeerterrein te zien. Ook is de openbare weg zichtbaar.
Een persoon loopt te voet aan de rechterkant van de openbare weg. Een personenauto passeert de persoon in tegenovergestelde richting. De personenauto komt tot stilstand en rijdt vervolgens met een behoorlijke snelheid, zonder snelheid te verminderen, in één beweging achteruit naar het weggedeelte dat bedoeld is voor verkeer in tegenovergestelde richting. De personenauto komt tot stilstand en rijdt enkele seconden later vooruit weer weg.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 april 2023, voor zover inhoudende:
Ik ben met de auto weggegaan. Ik wist dat [slachtoffer] op de dijk liep. Ik zag [slachtoffer] aan komen lopen. Ik stopte en ben in zijn achteruit gegaan. Ik zag hem via de achteruitkijkspiegel. Ik keek niet de hele tijd in mijn spiegel. Voor ik het wist was het bam.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 december 2022, voor zover inhoudende (p. 42-54):
Onder [verdachte] werd haar mobiele telefoon in beslag genomen voor onderzoek.
WhatsApp gesprek [slachtoffer] [nummer]
Ik zag in WhatsApp een gesprek staan met contact “[slachtoffer]”.
Ik zag dat op vrijdag, 9 december 2022 [slachtoffer] een nieuw gesprek startte.
VER: [verdachte]
[slachtoffer]: [slachtoffer]
3 gemiste spraakoproep 23.58
VER: Ik gooi je shit in de container
VER: Kanker mongooltje
VER: Ware [slachtoffer]
: Waar zijn mijn kk sleutels
VER: 100000x gezegd
VER: Idiootje
VER: Huissleutels Nieuwerkerk aan den IJssel
VER: Zal maar snel zijn
VER: In de brievenbus
[slachtoffer]: En me auto sleutels
VER: en auto sleutel bij [naam]
[slachtoffer]: Je gaat t meemaken
VER: En deze krijg je pas zodra auto op jouw eigen naam staat!
VER: Yes helemaal goed
[slachtoffer]: (afbeelding van een middelvinger)
VER: Jij ook (afbeelding van smiley)
[slachtoffer]: Sta jij buiten
VER: Val dood
VER: Ik ben nu vrijgezel
[slachtoffer]: Je laad me helemaal lopen nu
[slachtoffer] Is goedddd
VER: En wil niks meer met zo’n mongool als jou temaken hebben
[slachtoffer]: Als je dood bent ben je vrijgezel
VER: hahaha jij gaat eerder vriend
VER: Viezerik
[slachtoffer]: Denk je
VER: Vuile leugenaar
VER: Ik weetyy
VER: Blok
2 gemiste spraakoproepen 00.31
5 gemiste spraakoproepen 00.51
5. Het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, opgemaakt op 9 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 100-102):
Onderzoek uitgeademde luchtOp zaterdag 10 december 2022 om 03:48 uur heb ik, [verbalisant], de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55e lid 1 Sv.
Tevens heb ik de verdachte meegedeeld, dat de verdachte verplicht was tijdens dit onderzoek gevolg te geven aan alle, door de daartoe aangewezen bedienaar van het ademanalyseapparaat, ten behoeve van dit onderzoek gegeven aanwijzingen. Vervolgens is de verdachte meegedeeld, dat een weigering van dit onderzoek strafbaar is gesteld in artikel 184 Sr (niet opvolgen van bevel of vordering).
Resultaat onderzoek uitgeademde luchtAls resultaat van dit onderzoek bleek mij, [verbalisant], dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van de adem van de verdachte 430 ug/1 (ethanol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
6. Het proces-verbaal van bevindingen met als bijlage een fotoreportage, opgemaakt op 11 december 2022, voor zover inhoudende (p. 27-41):
In de ruimte van de Forensische Opsporing trof ik een motorvoertuig aan voorzien van het [kenteken]. Dit motorvoertuig had zichtbare schade aan de achterzijde. Hierbij was onder andere de achterruit versplinterd geraakt. Ik zag dat deze schade was ontstaan door een hoog vormig object, zoals een menselijk lichaam. Ik zag dat de profilering van de banden van dit motorvoertuig overeenkomsten vertoonde met de aangetroffen profilering in de bandensporen welke wij aantroffen op de plaats van het incident.
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Seat Ibiza
Kleur: Blauw
[kenteken]
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 10 december 2022, voor zover inhoudende (p. 74 – 75):
V: Wat voor auto heb je?
A: Een Seat Ibiza, grijs/donkerblauw van kleur
V: Wat is het kenteken?
A: [kenteken] volgens mij.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen de volgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
In de nacht van 9 december 2022 op 10 december 2022 is er tussen de verdachte en haar partner, [slachtoffer], onenigheid ontstaan. De verdachte en [slachtoffer] bevonden zich op dat moment in Den Haag. Deze onenigheid heeft ertoe geleid dat de verdachte alleen met de auto naar haar woning in Gouderak is teruggekeerd. [slachtoffer] heeft de trein naar Gouda genomen en is vervolgens te voet verder gegaan in de richting van Gouderak. Tussen de verdachte en [slachtoffer] was er daarna veelvuldig contact via de telefoon. De verdachte wist dat [slachtoffer] op de dijk liep. De verdachte is met haar auto naar de dijk gereden en zag [slachtoffer] daar lopen. Nadat de verdachte [slachtoffer] had gepasseerd, is zij gestopt en achteruit gereden, waarbij zij [slachtoffer] heeft geraakt. [slachtoffer] hield aan de aanrijding een gebroken bekken en een pijnlijke knie over.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte door achteruit te rijden in de richting van [slachtoffer] (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat bij de verdachte sprake was van boos opzet op de dood van [slachtoffer].
Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van haar handelen zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voorts is vereist dat de verdachte de kans op de dood bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er voorafgaand aan de aanrijding sprake was van een hoogopgelopen conflict tussen de verdachte en [slachtoffer]. De verdachte wist dat [slachtoffer] op de dijk liep. De verdachte is met haar auto naar de dijk gereden en zag [slachtoffer] daar lopen. Nadat de verdachte [slachtoffer] had gepasseerd, is zij gestopt en met een hoge snelheid achteruit gereden. De verdachte reed in één vloeiende beweging en zonder snelheid te verminderen naar het weggedeelte dat bedoeld is voor verkeer in tegenovergestelde richting. Dit was het weggedeelte waar op dat moment [slachtoffer] liep. Terwijl de verdachte deze manoeuvre verrichtte, hield zij niet constant zicht op [slachtoffer] via haar achteruitkijkspiegel, terwijl zij wist dat [slachtoffer] daar liep en dat het donker was. Met de achterkant van de auto reed de verdachte tegen [slachtoffer] aan. Dat dit met hoge snelheid is gebeurd, blijkt niet alleen uit de beelden, maar ook uit het schadebeeld van de auto, te weten de grote deuk ter hoogte van het linker achterlicht en de achterruit van de auto die door de botsing met [slachtoffer] is versplinterd.
Dat de verdachte, zoals door de verdediging is aangevoerd, voorafgaand aan de botsing met [slachtoffer] zou hebben geremd, volgt niet uit de beelden. De verkeersongevallenanalyse maakt evenmin melding van remsporen.
Gelet op de hoge en constante snelheid waarmee de verdachte met haar auto op [slachtoffer] af reed en de omstandigheid dat [slachtoffer] te voet was, is de kans dat [slachtoffer] als gevolg van de gedragingen van de verdachte het leven zou laten, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. De hiervoor weergegeven handelwijze van verdachte kan niet anders worden uitgelegd dan dat zij dit gevolg op de koop toe heeft genomen en aldus deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zijnde een poging doodslag, heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 10 december 2022 te Gouderak, gemeente Krimpenerwaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met haar auto (achteruit) tegen [slachtoffer] aan is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, omdat er op drie plaatsen onjuistheden zijn vermeld door een verbalisant in het relaas-proces-verbaal. Nu dit vormverzuim heeft geleid tot nadeel voor de verdachte, is de verdediging van mening dat dit moet leiden tot strafvermindering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] door met de auto op hoge snelheid achteruit tegen [slachtoffer] aan te rijden. De rechtbank neemt als strafverzwarende factor in haar oordeel mee dat de verdachte na de botsing direct is weggereden, zonder zich ervan te verzekeren dat [slachtoffer] in orde was. Ook neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte met haar auto de weg op is gegaan, terwijl zij te veel alcohol had gedronken. Aan deze aanrijding hield [slachtoffer] een gebroken bekken en een pijnlijke knie over. Hoewel [slachtoffer] inmiddels weer helemaal hersteld is, had deze aanrijding ook een dodelijke afloop voor hem kunnen hebben.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 maart 2023, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 maart 2023, waaruit volgt dat sprake is van een gemiddeld risico op recidive wanneer de relatiedynamiek tussen de verdachte en [slachtoffer] onveranderd blijft. Doordat de verdachte haar aandeel niet herkent/erkent, is er sprake van een lage responsiviteit ten aanzien van gedragsverandering. Er zal daarom volgens de reclassering ingezet moeten worden op het vergroten van het probleeminzicht van de verdachte en haar motivatie voor gedragsverandering. De overige leefgebieden van de verdachte zijn stabiel en steunend. De verdachte heeft huisvesting, er zijn geen financiële problemen, zij is zelfredzaam en heeft een steunend sociaal netwerk. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
Ter terechtzitting heeft de verdachte toegelicht dat zij samen met [slachtoffer] wekelijks relatietherapie volgt. Deze relatietherapie is volgens de verdachte effectief. [slachtoffer] is bij haar ingetrokken en de relatie is naar eigen zeggen stabiel. De verdachte ziet dan ook geen noodzaak tot het volgen van een ambulante behandeling.
Beroep op strafvermindering
Door de verdediging is een beroep gedaan op strafvermindering, omdat sprake zou zijn van vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv in het dossier. In het relaas-proces-verbaal is volgens de verdediging ten onrechte op pagina 3 opgenomen dat een getuige zou hebben verklaard dat het voertuig ‘moedwillig’ op het slachtoffer is ingereden. Op pagina 9 is verder foutief opgenomen dat er sprake was van een ‘seponering poging doodslag’. Ten slotte is onjuist in het proces-verbaal opgenomen dat “
door diverse getuigen werd gezien dat verdachte inreed op haar vriend, [slachtoffer].” De verdachte heeft nadeel ondervonden van deze vormverzuimen, omdat de verdachte ten gevolge van deze foutieve vermeldingen ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft moeten verblijven, aldus nog steeds de verdediging. De recidivegrond die ten grondslag lag aan de voorlopige hechtenis was volgens de verdediging namelijk gebaseerd op het eerdere incident dat plaats had gevonden op 24 september 2022 en onjuist is weergegeven in het relaas-proces-verbaal.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat – hoewel hij het eens is met de vaststelling van de verdediging dat er onjuistheden zijn opgenomen in het relaas-proces verbaal – dit niet dusdanig ernstig is dat dit moet leiden tot strafvermindering. Daarbij heeft de officier van justitie erop gewezen dat de onderliggende stukken waar in het relaas proces-verbaal naar wordt verwezen, onderdeel zijn van het dossier waarop in het kader van de voorlopige hechtenis acht op is geslagen.
De rechtbank stelt vast dat in het relaas-proces-verbaal een aantal omschrijvingen onjuist, dan wel onvolledig zijn weergegeven. De aard en de ernst van deze onjuiste, dan wel onvolledige omschrijvingen is echter naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig dat hier een rechtsgevolg aan moet worden verbonden, omdat de verdachte hier geen nadeel van heeft ondervonden. De onderliggende stukken waar in het relaas proces-verbaal samengevat naar wordt verwezen, maakten immers eveneens deel uit van het dossier en deze waren ook beschikbaar ten tijde van de beoordeling van de voorlopige hechtenis. Tot deze onderliggende stukken behoorde het proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2022 (p.18-19), waarin een verklaring is opgenomen van [slachtoffer] over het eerdere incident van 24 september 2022. Hieruit blijkt dat [slachtoffer] heeft verklaard: “
Het is dit jaar al een keer eerder gebeurd. Zij had mij toen vastgezet met haar auto, omdat ze niet wilde dat ik wegging. Ik belandde toen bij haar op de motorkap. Die zaak is toen geseponeerd ofzo, ik weet niet precies waarom die zaak is geseponeerd, Maar ze heeft het al een keer eerder gedaan, Ik ben er toen alleen zonder kleerscheuren af gekomen.”De recidivegrond die op basis van het eerdere incident werd aangenomen, kon daarom (ook) op deze verklaring van [slachtoffer] worden gebaseerd.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het gepleegde feit en de LOVS-oriëntatiepunten niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal een voorwaardelijk strafdeel opleggen als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Gelet op het ontbreken van motivatie bij de verdachte om een ambulante behandeling te volgen en haar proceshouding, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht alles afwegende oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf groot
10 (tien) MAANDEN,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Teuwen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2023.