Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge conclusie van antwoord op de zitting van 25 januari 2023.
2.De feiten en het geschil
3.De beoordeling
Dexia-arrest van het HvJEU van 27 januari 2021, zodat zij ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst geen rekening kon en hoefde te houden met deze uitspraak. De kantonrechter passeert dit betoog. De hiervoor onder 3.9 toegepaste rechtsregel is weliswaar in het
Dexia-arrest voor het eerst expliciet benoemd, maar volgt reeds uit eerdere rechtspraak van het HvJEU, ook van voor het aangaan van de huurovereenkomst. [3] Daarnaast is van belang dat de Richtlijn ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst al geruime tijd van kracht was. De wettelijke rente bedroeg ook bij het aangaan van de huurovereenkomst 2%. [verhuurder] had zich er tijdens het aangaan van de huurovereenkomst derhalve bewust van moeten zijn dat het rentebeding (12 % op jaarbasis) onredelijk bezwarend zou kunnen worden bevonden. De consequenties daarvan komen voor haar rekening, mede omdat [verhuurder] het rentebeding van toepasselijkheid op de huurovereenkomst had kunnen uitsluiten.
4.De beslissing
- i) de opschortende voorwaarde, inhoudende dat deze ontbinding geen rechtsgevolg heeft zo lang [huurder] de vanaf februari 2023 verschuldigde huurbedragen inzake de woning tijdig aan [verhuurder] betaalt;
- ii) de ontbindende voorwaarde, inhoudende dat de onder 4.2 genoemde ontbinding vervalt op het moment dat [huurder] aan de in dit vonnis onder 4.1 en 4.7 opgenomen veroordelingen heeft voldaan en de onder (i) genoemde opschortende voorwaarde op dat moment nog van kracht is.