ECLI:NL:RBDHA:2023:5172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.8654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring en aanvraag EU-toetsing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 22 februari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, geboren in 1977 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 2 maart 2023, maar moest nu beoordelen of de maatregel sindsdien nog steeds rechtmatig was.

Eiser voerde aan dat de grondslag voor de voortzetting van zijn bewaring was komen te vervallen, omdat hij op 25 maart 2023 een aanvraag om EU-toetsing had ingediend. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs was dat deze aanvraag daadwerkelijk was ingediend, en dat verweerder niet op de hoogte was van een dergelijke aanvraag. De rechtbank heeft ook de relevante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in overweging genomen, maar concludeerde dat het beroep van eiser niet slaagde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de maatregel van bewaring gedurende de toetsingsperiode niet onrechtmatig was en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8654
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw1 opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft desgevraagd gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 29 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1977 en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel
1. Vreemdelingenwet 2000.
96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2799, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat de grondslag voor de voorzetting van zijn bewaring is komen te vervallen, nu hij op 25 maart 2023 een aanvraag om EU-toetsing heeft ingediend. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een stuk van PostNL overgelegd van 25 maart 2023. Daarnaast verwijst eiser ter onderbouwing naar een uitspraak van de Afdeling2 van 12 november 2021.3
5. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven niet bekend te zijn met een aanvraag om EU-toetsing. Evenmin is de DT&V hiervan op de hoogte. Volgens verweerder slaagt het beroep op de Afdelingsuitspraak van 12 november 2021 dan ook niet.
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 12 november 2021 volgt dat eiser vanaf het moment van het indienen van de aanvraag om toetsing aan het EU-recht niet op grond van artikel 59 van de Vw of een andere wettelijke bepaling in bewaring kon worden gehouden, omdat hij rechtmatig verblijf had op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het door eiser overgelegde stuk van PostNL blijkt dat op 25 maart 2023 een aangetekende brief is verstuurd naar verweerder. Ook staat op dit stuk dat de overkomstduur tussen de een tot twee werkdagen duurt. Het is de rechtbank niet gebleken om wat voor stuk het hier precies gaat. Ook blijkt uit de toelichting van eiser niet wat voor aanvraag eiser concreet heeft ingediend. Nu niet is gebleken of en wat voor soort aanvraag eiser heeft ingediend, slaagt het beroep op de Afdelingsuitspraak van 12 november 2021 niet.
8. De rechtbank overweegt tot slot dat zij gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen.4 Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4 Zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR25741425

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.