ECLI:NL:RBDHA:2023:5139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres. Eiseres, werkzaam als pedagogisch medewerker, had zich ziekgemeld vanwege rugklachten en andere gezondheidsproblemen. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had op 29 april 2021 besloten dat eiseres vanaf 4 juni 2021 geen recht meer had op een Ziektewet-uitkering. Dit besluit werd in een later stadium door het UWV gehandhaafd, ondanks het indienen van bezwaar door eiseres. Eiseres stelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig had gehandeld door haar niet lichamelijk te onderzoeken en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en had zich ziekgemeld in verband met diverse klachten, waaronder rugklachten en concentratieproblemen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische gegevens had om een oordeel te vormen zonder een lichamelijk onderzoek uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat de primaire verzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld en dat de beperkingen die waren aangenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee het besluit van het UWV om de Ziektewet-uitkering te beëindigen werd bevestigd. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen, wat zij niet had gedaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: I.M.J.S. Sahabuddin),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf 4 juni 2021 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 8 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 14 februari 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres is in haar laatste dienstverband vanaf 23 januari 2019 tot 23 augustus 2019 werkzaam geweest als pedagogisch medewerker bij medisch kinderdagverblijf [bedrijfsnaam] voor 26 uur per week. Vanaf 23 augustus 2019 is aan eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Op 16 september 2019 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld in verband met rugklachten vanwege haar zwangerschap. Vanaf 6 januari 2020 is aan eiseres een uitkering op grond van de WAZO toegekend. Eiseres heeft zich op 4 mei 2020 ziekgemeld vanwege rugklachten, bekkenklachten, carpaal tunnelsyndroom (CTS) aan haar rechterhand, vergeetachtigheid en concentratieproblemen na haar bevalling (22 februari 2020).
1.2
In het kader van de Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB) op 8 maart 2021 heeft de primaire verzekeringsarts eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft diverse beperkingen aangenomen en deze vastgelegd in een Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 8 maart 2021. In de FML zijn beperkingen opgenomen voor lopen, zitten, staan, klimmen, gebogen en/of getordeerd actief zijn, trillingsbelasting, knijp/grijpkracht met de rechterhand, schroefbewegingen met de rechterhand en -arm, frequent buigen, duwen, trekken, dragen en tillen tijdens het werk. Eiseres moet volgens de primaire verzekeringsarts bij haar werkzaamheden afwisselend kunnen zitten, staan en lopen. Langdurig gedwongen houdingen moeten vermeden worden en hoog frequente en extreme rompbewegingen zijn niet toegestaan. De primaire arbeidsdeskundige concludeert in de rapportage van 29 april 2021 dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij zijn de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040), medewerker arbeidsbemiddeling personeelszaken (SBC-code 563040), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en telefonisch verkoper (SBC-code 315173) geselecteerd. Dit heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt, onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 oktober 2021, dat de mogelijkheden voor eiseres om te werken juist zijn vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en nieuwe informatie van de behandelend sector daarbij betrokken, te weten een verslag van 13 februari 2012 van W. Stuve, psychiater, een verslag van 6 juli 2021 van H.G. Booij, verzekeringsarts, een huisartsenjournaal van 22 juli 2021 en een verslag van 7 augustus 2021 van S. Malone, chiropractor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich aan bij de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Bij het aannemen van de beperkingen is rekening gehouden met de rug- en bekkenklachten, handklachten, de geheugen- en concentratiestoornis vanwege ADHD en een allergie voor huisstofmijt. De mogelijke operatie aan een ganglion aan de linkerhand leidt niet tot het aannemen van meer beperkingen op de datum in geding.
3. Eiseres stelt dat zij per datum in geding recht heeft op een Ziektewetuitkering. Zij voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig onderzoek heeft verricht door eiseres niet lichamelijk te onderzoeken, met name gelet op de rugklachten en de ganglion aan haar linkerhand. Daarnaast hebben de verzekeringsartsen onvoldoende rekening gehouden met de klachten van eiseres. De door eiseres ingeschakelde onafhankelijk verzekeringsarts H.G. Booij (Booij) heeft onderzoek verricht en zijn bevindingen neergelegd in een rapportage van 6 juli 2021. Booij heeft geconstateerd dat de primaire verzekeringsarts zijn conclusie dat pincet-, cilinder- en bolgreep-functies met de rechterhand niet te hoog frequent of met zware krachtinspanningen uitgevoerd moeten worden, niet heeft vertaald in beperkingen in de FML. Volgens Booij moet daarnaast onderzocht worden of vanwege het CTS in de rechterhand beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van langdurig schrijven en langdurig werken met een toetsenbord en muis. Verder zijn ook de conclusies van de primaire verzekeringsarts dat langdurige gedwongen houdingen met de rechterhand vermeden moeten worden en dat de linkerhand moet worden ontzien, niet vertaald in beperkingen in de FML. Vanwege de rugklachten moeten verdergaande beperkingen worden aangenomen ten aanzien van lopen, zitten, staan, buigen en traplopen. Ook is een beperking voor ’s nachts werken aan de orde vanwege het geven van borstvoeding en een beperking voor het werken in een omgeving waar sprake is van huisstofmijt. Tot slot had de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen moeten aannemen vanwege de ADHD, namelijk concentratieproblemen, vergeetachtigheid, moeite met plannen en overzicht bewaren. Deze beperkingen hebben ervoor gezorgd dat eiseres nooit voor een langere periode bij een werkgever heeft gewerkt.
4. Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres heeft de verzekeringsarts in een aanvullende rapportage van 26 november 2021 geconcludeerd dat deze gronden dezelfde zijn als in de bezwaarfase en daarom geen aanleiding geven het standpunt te wijzigen.
5. Op 20 april 2022 heeft eiseres een rapport van 7 april 2022 van een gecombineerd onderzoek naar de (gevolgen van) ADHD bij eiseres van klinisch neuropsycholoog M. Klein Wolterink (Klein Wolterink) en verzekeringsarts Ch.H.C. Lemmers (Lemmers) overgelegd. Uit dit rapport blijkt volgens eiseres dat zij niet in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen. Lemmers concludeert dat vanwege de ADHD aanvullende beperkingen moeten worden opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren.
6. In reactie op het rapport van Klein Wolterink en Lemmers vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullende rapportage van 31 mei 2022 dat de in 2012 gestelde diagnose ADHD (voornamelijk onoplettende type/ADD) bevestigd wordt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat het rapport van Klein Wolterink en Lemmers geen aanleiding vormt om meer beperkingen aan te nemen. Hieraan legt hij ten grondslag dat eiseres al haar hele leven bekend is met ADD, in 2012 is geconcludeerd dat de ADD niet ernstig is, beperkingen niet alleen worden aangenomen op grond van een diagnose maar op basis van alle geobjectiveerde klachten en de primaire verzekeringsarts bij het psychisch onderzoek geen afwijkingen ten aanzien van onder meer cognitieve functies heeft geobjectiveerd. Klein Wolterink geeft aan dat de belemmeringen om te werken niet door de ADD lijken te worden veroorzaakt. Bij eiseres is sprake van structurele kwetsbaarheid voor overvraging, maar met goede coaching leidt dit niet tot beperkingen. Ook uit het in het rapport opgenomen dagverhaal blijkt dat eiseres een gevulde dagindeling heeft waarbij geen sprake is van beperkingen vanwege de ADD.
7. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Het juridisch kader
7.1
Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de Ziektewet heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. Met zijn arbeid wordt bedoeld: het laatste voor de ziekmelding verrichte werk. Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de CRvB, zie onder meer de uitspraak van 19 juni 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:CA3756).
Uitvoeren lichamelijk onderzoek
7.2
De beroepsgrond dat eiseres ten onrechte niet lichamelijk is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, slaagt niet. Eiseres is lichamelijk onderzocht door de primaire verzekeringsarts. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts in bezwaar en beroep beziet of er op medische gronden aanleiding is om iemand in persoon te onderzoeken. Het is vaste rechtspraak [1] dat een verzekeringsarts in bezwaar en beroep een betrokkene niet zelf hoeft te onderzoeken indien hij over voldoende medische gegevens beschikt om zich een oordeel te vormen over een verzekeringsgeneeskundig rapport. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 26 november 2021 aangegeven dat dit laatste het geval is.
Fysieke beperkingen
7.3
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
7.4
De primaire verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De rechtbank overweegt dat Booij heeft geconcludeerd dat de primaire verzekeringsarts zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Hij heeft voorts een aantal adviezen gegeven zonder eiseres zelf te hebben onderzocht. Vervolgens heeft de door eisers ingeschakelde Lemmers blijkens de rapportage van 7 april 2022 een anamnese afgenomen en eiseres lichamelijk onderzocht en geobserveerd. Lemmers heeft geconcludeerd dat de primaire verzekeringsarts passende beperkingen heeft aangenomen voor dynamische handelingen en statische werkbelasting in verband met de bekken instabiliteit en de rugklachten en de rechter hand. Volgens Lemmers is er geen aanleiding om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen.
7.5
Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de focus van het onderzoek door Lemmers op de psychische klachten als gevolg van ADHD lag en dat de conclusie van Lemmers ten aanzien van de lichamelijke beperkingen daarom minder zwaar dient mee te wegen. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. De rechtbank stelt vast dat de vraagstelling voor Lemmers inhoudt dat Lemmers moet onderzoeken welke beperkingen in de belastbaarheid op grond van ziekte of gebrek hij aanwezig acht en of hij zich kan vinden in de FML die is opgesteld door de primaire verzekeringsarts. Lemmers heeft eiseres ook lichamelijk onderzocht. Er is daarom geen aanleiding om te oordelen dat met het onderzoek en de bevindingen van Lemmers ten aanzien van de fysieke beperkingen niet ten volle rekening kan worden gehouden. Naast Lemmers heeft ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om aan het onderzoek van de primaire verzekeringsarts te twijfelen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de opmerkingen van de primaire verzekeringsarts met betrekking tot de pincet-, cilinder- en bolgreep functies van de rechterhand, de langdurige gedwongen houdingen met de rechterhand en het ontzien van de linkerhand niet zijn vertaald in beperkingen in de FML, omdat de beperkingen niet dusdanig zijn dat ze daarvoor in aanmerking komen. Lemmers en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben hiertoe ook geen aanleiding gezien. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de rapportage van Booij bij zijn onderzoek betrokken en geen aanleiding gezien om diens adviezen ten aanzien van onderzoek naar CTS in de rechterhand en ’s nachts werken over te nemen. De rechtbank stelt vast dat zowel Lemmers als de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben geconcludeerd dat voldoende fysieke beperkingen zijn aangenomen. Eiseres heeft de door haar gestelde beperking als gevolg van allergie voor huisstofmijt niet onderbouwd en Lemmers heeft met betrekking tot deze allergie ook niets geconcludeerd. Met betrekking tot de ganglion aan de linkerhand overweegt de rechtbank dat uit de medische gegevens blijkt dat de ganglion dateert van na de datum in geding en eiseres hiervan zelf geen melding heeft gemaakt bij de primaire verzekeringsarts. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat meer en/of verdergaande fysieke beperkingen in de FML moeten worden opgenomen.
Psychische beperkingen
7.6
De rechtbank overweegt dat Klein Wolterink de in 2012 gestelde diagnose AD(H)D heeft bevestigd. Klein Wolterink heeft daarbij opgemerkt dat van hyperactiviteit eigenlijk weinig sprake is en heeft de klachten en beperkingen als gevolg van ADD onderzocht. Klein Wolterink heeft geconcludeerd dat sprake is van aandachtsproblemen. Eiseres kan last hebben van ‘een vol hoofd’, waardoor zij chaos ervaart en moeite heeft om ordening aan te brengen in een veelheid aan informatie. Klein Wolterink heeft echter geconcludeerd dat de belemmeringen voor werk niet door de ADD lijken te worden veroorzaakt. Eiseres werkt momenteel twee dagen in de week als activiteitenbegeleider en heeft tot haar uitval ook in haar werk voor een kinderdagverblijf naar tevredenheid kunnen functioneren. De ADD zal blijvend zijn en in die zin zal eiseres structureel kwetsbaar blijven voor overvraging, maar met goede coaching hoeft dit niet tot beperkingen te leiden. Lemmers heeft daarentegen geconcludeerd dat vanwege de ADHD van eiseres beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren.
7.7
Eiseres heeft gesteld dat de beperkingen middels een gespecialiseerd onderzoek zijn vastgesteld en dat het op de weg ligt van verweerder om een contra-expertise te overleggen, omdat onvoldoende wordt gemotiveerd waarom de bevindingen uit het onderzoek (de rechtbank begrijpt: van Lemmers) niet aangenomen worden. De rechtbank overweegt dat de conclusie van klinisch neuropsycholoog Klein Wolterink wordt bevestigd door het onderzoek en de bevindingen van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De primaire verzekeringsarts heeft op basis van zijn onderzoek geen beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van de brief van psychiater Stuve van 13 februari 2012, waaruit blijkt dat eiseres is gediagnosticeerd met ADD, maar heeft gelet op het onderzoek van de primaire verzekeringsarts geen aanleiding gezien om alsnog beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren in de FML op te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij opgemerkt dat eiseres sinds 2012 bekend is met de diagnose ADD. Gelet op de aard van de aandoening kan men ervan uitgaan dat eiseres al haar hele leven bekend is met ADD. Reeds in 2012 werd daarbij vermeld dat geen sprake was van ernstige ADD. Daarbij heeft de primaire verzekeringsarts geen afwijkingen geobjectiveerd bij psychisch onderzoek. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat Lemmers bij zijn psychisch onderzoek geen afwijkingen heeft gevonden ten aanzien van cognitieve functies zoals aandacht en concentratie. Eiseres kon tijdens het onderzoek op gespreksniveau ruim voldoende aandacht en concentratie volhouden. Voorts zag hij ook geen andere aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Ook bij de in het rapport vermelde dagverhaal blijkt dat eiseres een gevulde dagindeling heeft, waarbij er geen bevindingen zijn waaruit blijkt dat de klachten die zij van ADD heeft, haar beperken in het functioneren.
Eiseres heeft ten aanzien van haar arbeidsverleden nog aangevoerd dat zij nooit voor een langere periode bij eenzelfde werkgever heeft gewerkt en dat bepaalde dingen in haar werk niet goed verliepen. Voor zover eiseres hiermee heeft willen betogen dat zij vanwege de ADD altijd al beperkingen in het sociaal en persoonlijk functioneren in het werk heeft gehad, is dit naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de door Lemmers genoemde beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren niet worden ondersteund door objectieve medische bevindingen.
De functies
7.8
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres niet geschikt kan worden geacht voor de geduide functies.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.