ECLI:NL:RBDHA:2023:5134
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van onvoldoende medische gegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een Wajong-uitkering aanvroeg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, geboren in 1980, had op 8 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). Het UWV heeft deze aanvraag op 20 november 2019 afgewezen, en het bezwaar dat eiser hiertegen indiende werd op 2 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij op zijn achttiende verjaardag volledig arbeidsongeschikt was, maar het UWV concludeerde dat er onvoldoende objectiveerbare medische gegevens beschikbaar waren om de belastbaarheid van eiser op die datum vast te stellen.
Tijdens de zitting op 17 januari 2023 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft de medische adviezen van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De primaire verzekeringsarts had eiser gezien en de beschikbare medische informatie beoordeeld, maar kon geen onderbouwde conclusie trekken over de belastbaarheid van eiser op zijn achttiende verjaardag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigde deze bevindingen en stelde dat de overgelegde medische informatie geen nieuw licht op de zaak wierp.
De rechtbank oordeelde dat het risico van het ontbreken van medische gegevens voor rekening van eiser komt, aangezien hij geen aanvullende informatie heeft verstrekt over zijn situatie vóór zijn achttiende verjaardag. Gezien de adviezen van de verzekeringsartsen heeft het UWV terecht geconcludeerd dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.