In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Libanese nationaliteit, op 22 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 21 januari 2023 beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, maar dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat het uitsluiten van bestuurlijke dwangsommen niet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser is ook in de proceskosten van € 418,50 vergoed.