ECLI:NL:RBDHA:2023:5070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.5494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar Italië onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 21 februari 2023, weigerde de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in behandeling te nemen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van de eiser op basis van het Dublin-systeem.

Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van de eiser en dat er geen beletselen zijn voor de overdracht naar Italië. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat ervan wordt uitgegaan dat Italië de zorg voor de opvang van de eiser op zich zal nemen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de circulaire van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022, die de overdrachten naar Italië opschortte, niet leidt tot de conclusie dat het overdrachtsbesluit onrechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de eiser in de toekomst in omstandigheden zal worden opgevangen die niet voldoen aan de Opvangrichtlijn. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5494
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.M.L.L. Bijloos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Toma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor eisers asielaanvraag.
2. Anders dan eiser aanvoert, zijn er geen beletselen voor overdracht naar Italië. Italië accepteert de verantwoordelijkheid voor eisers asielaanvraag. Volgens staande rechtspraak wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarom wordt aangenomen dat Italië zorgt voor opvang. Eisers eerdere ervaringen doen er niet aan af dat Italië via het impliciete claimakkoord heeft toegezegd hem nu te zullen opvangen. Er moet ook vanuit worden gegaan dat de Italiaanse autoriteiten eiser indien nodig kunnen beschermen.
3. De
circular lettervan de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 en het feit dat overdrachten naar Italië sindsdien zijn opgeschort, leiden niet tot de conclusie dat het overdrachtsbesluit onrechtmatig is. Anders dan zittingsplaats Roermond [1] oordeelt deze zittingsplaats dat dit een tijdelijke feitelijke belemmering is. Er worden geen overdrachten uitgevoerd zodat artikel 3 van het EVRM [2] niet wordt geschonden. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat eiser in de toekomst zal worden opgevangen in omstandigheden die niet conform de Opvangrichtlijn [3] zijn. En als verweerder eiser niet overdraagt binnen de termijn die daarvoor staat, gaat de verantwoordelijkheid automatisch over op Nederland. Daarom hoeft verweerder niet te onderzoeken wat de redenen zijn dat er nu niet feitelijk kan worden overgedragen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, 30 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:838.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Richtlijn 2013/33/EU.