ECLI:NL:RBDHA:2023:5036

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
NL22.4617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoek volgde op een besluit van 17 maart 2022, waarin de Staatssecretaris had besloten om geen uitstel van vertrek te verlenen aan de verzoeker op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Na het indienen van bezwaar, dat op 28 december 2022 ongegrond werd verklaard, heeft de verzoeker beroep ingesteld. Het verzoek om voorlopige voorziening werd gelijkgesteld met het beroep dat hangende was.

De zitting vond plaats op 14 maart 2023, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, drs. B.H. Wezeman, en de Staatssecretaris door mr. U.H. Hansma. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar op 11 april 2023 heeft de rechtbank in een andere uitspraak (zaaknummer NL23.1784) op het beroep beslist. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet langer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4617

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om aan verzoeker geen uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Op 17 maart 2022 heeft verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
In het besluit van 28 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het reeds ingediende verzoek om een voorlopige voorziening is gelijkgesteld met een verzoek dat is gedaan hangende het beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met zaaknummer NL23.1784 (het beroep), op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.1784, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.