8.2Als eiser van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet hij uitleggen waarom hij dat vindt. Als eiser het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet hij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiser alleen zijn gezondheidsklachten noemt.
9. De eerste verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, informatie van derden betrokken bij het onderzoek en eiser op het spreekuur gezien. Uit haar rapport blijkt duidelijk dat zij eiser psychisch en lichamelijk heeft onderzocht. Het lichamelijk onderzoek heeft zich onder meer gericht op de nek, rug, schouders, ellebogen, polsen, handen en de benen. De verzekeringsarts b&b heeft alleen aan de hand van dossierstudie onderzoek gedaan. De rechtbank kan zich hiermee verenigen omdat de eerste verzekeringsarts al een uitgebreid lichamelijk en psychisch onderzoek bij eiser heeft verricht. Volgens de verzekeringsartsen is de belastbaarheid van eiser ongewijzigd ten opzichte van eerdere herbeoordelingen. De rechtbank is van oordeel dat alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken zijn bij de medische beoordeling. Er is daarom geen aanleiding om het medisch onderzoek van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig te achten.
10. De rechtbank vindt verder dat de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b afdoende hebben gemotiveerd dat de al bekende lichamelijke problematiek op de datum in geding, ten opzichte van 26 december 2018, niet is toegenomen. Anamnestisch lijkt er weinig veranderd te zijn en ook het dagverhaal is volgens de verzekeringsarts b&b hetzelfde gebleven. Een afname van de belastbaarheid als gevolg van de reeds bekende aandoeningen, is niet geobjectiveerd. De klachten die verband houden met het op
13 januari 2020 doorgemaakte hartinfarct kennen een andere ziekteoorzaak. Niet is komen vast te staan dat de klachten die eiser op de datum in geding had, ten opzichte van de van de datum van de beëindiging van de WIA-uitkering (26 december 2018) zijn toegenomen en daarom tot meer beperking leiden. De enkele stelling van eiser dat wel sprake is van een dergelijke toename van klachten en beperkingen, is onvoldoende om dit aan te nemen. Hij heeft dit standpunt verder niet met medische gegevens onderbouwd.
11. Verweerder heeft terecht in het bestreden besluit 1 geoordeeld dat per
1 januari 2021 geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Dit betekent dat eiser per die datum geen recht heeft op een WIA-uitkering.
12. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is daarom ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.
13. Op 20 februari 2022 heeft eiser opnieuw een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. In die aanvraag vermeldt eiser dat zijn gezondheid per 13 januari 2020 is verslechterd. Verweerder heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek van eiser om terug te komen van het primaire besluit 1. Verweerder heeft deze aanvraag in het primaire besluit 2 afgewezen. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is in het bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Er is volgens verweerder geen sprake van nieuwe medische feiten of veranderde omstandigheden die tot het oordeel leiden dat de afwijzing van de WIA-aanvraag bij het primaire besluit 2, onjuist is.
14. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit 2. Hij wijst erop dat de klachten weliswaar ook aan de orde waren bij het primaire besluit 1, maar er is van de zijde van verweerder diverse malen (telefonisch) aangegeven dat hij voor de hartklachten een nieuwe aanvraag in moest dienen. Dit heeft hij daarom gedaan. Het is volgens eiser zo dat de klachten die hij in het verleden al had, zijn verergerd door het hartinfarct.
Het oordeel van de rechtbank
15. In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt ingediend, de aanvrager daarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moet vermelden. Als er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld kan de aanvraag op grond van het tweede lid van artikel 4:6 van de Awb meteen worden afgewezen onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit.
16. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van 20 februari 2022 is aan te merken als een verzoek om terug te komen van het primaire besluit 1 waarbij de nieuwe WIA-aanvraag per 1 januari 2021 is afgewezen. Gelet op de door verweerder gehanteerde afwijzingsgrond, zal de rechtbank beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 Awb en, zo ja, of verweerder daarin aanleiding had moeten vinden om het primaire besluit 1 te herzien. Zo nee, dan dient nog te worden beoordeeld of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is.
17. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd zoals hiervoor bedoeld. In de nieuwe aanvraag van eiser staan geen nieuwe feiten of omstandigheden vermeld. Ook heeft eiser in de bezwaarfase geen bewijsstukken overgelegd waarin dergelijke nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren komen. Er is geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat de klachten die hij bij de laatste WIA-beoordeling in 2018 had zijn verergerd, zoals hij zelf stelt.
Eiser heeft met zijn herzieningsverzoek nog een keer geprobeerd om per 1 januari 2021 in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering, maar dat is niet mogelijk. De reden hiervoor is dat niet is gebleken dat per die datum sprake is van een toename van medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank verwijst in dit verband naar de overwegingen onder punt 9 en 10.
19. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Verweerder mocht het verzoek van eiser van 20 februari 2021 dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluit. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank, in het licht van wat eiser in het voorliggende geval heeft aangevoerd, geen aanleiding.
20. Het vorenstaande betekent dat verweerder terecht en op goede gronden de aanvraag voor een WIA-uitkering heeft afgewezen.
21. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit 2 is daarom ook ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.