ECLI:NL:RBDHA:2023:4986
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag op 17 februari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit was genomen op basis van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van dezelfde wet.
Verzoeker heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 14 maart 2023, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, drs. B.H. Wezeman, en de verweerder door mr. T. Bruinsma. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL23.5765) die verband hield met het beroep van verzoeker.
Aangezien de rechtbank in de andere zaak al een uitspraak had gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.