ECLI:NL:RBDHA:2023:4923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.2332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 21 februari 2023, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact meer te hebben met eiser, die op 7 februari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij het beroep. Gezien de omstandigheden, waaronder het vertrek van eiser zonder contact met zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor had eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt op 27 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.2332
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.2333, op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In zijn bericht van 9 februari 2023 heeft verweerder gesteld dat eiser op 7 februari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Bij bericht van 20 februari 2023 heeft gemachtigde van eiser verklaard geen contact meer te hebben met eiser.
3. Indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt volgens vaste rechtspraak1 geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijk beoordeling van het ingestelde beroep.
4. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:183.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.