ECLI:NL:RBDHA:2023:4889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.5363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om een mvv met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is, en de rechtbank moet een nadere beslistermijn bepalen. Verweerder heeft verzocht om een beslistermijn van twaalf weken, met een uiterste datum van 1 juni 2023, en is voornemens om een herstelverzuim termijn te bieden voor het overleggen van nadere informatie. De rechtbank oordeelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die verweerder extra tijd geven voor het nemen van een besluit. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 250,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Tevens worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het beroep te voegen met een samenhangend beroep, omdat dit beroep eerder is ingetrokken. De uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van griffier E.P.W. Kwakman. De uitspraak is openbaar gemaakt en hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.5363
[v nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiser hoeft dus geen griffierecht te betalen.
2. Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is. De rechtbank gaat daarvan uit. De rechtbank moet een nadere beslistermijn bepalen.
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van twaalf weken, oftewel uiterlijk beslissen op 1 juni 2023. Hij is voornemens om een herstelverzuim termijn te bieden voor het overleggen van nadere informatie/documenten. Waarschijnlijk is tevens nader onderzoek nodig, mogelijk in de vorm van een gehoor.
4. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder extra tijd krijgt voor het nemen van een besluit op de aanvraag. Hoewel verweerder eiser eerder een herstelverzuim termijn kon bieden, vergt een (mogelijk) gehoor tijd. De rechtbank acht daarom de door verweerder voorgestelde termijn redelijk. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 1 juni 2023 alsnog een besluit moet nemen. Met deze termijn wordt zowel recht gedaan aan het belang van verweerder om een zorgvuldige beslissing te nemen, als aan het belang van eiser om op korte termijn een beslissing te krijgen op zijn aanvraag.
5. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 250,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van
€ 37.500,-. De rechtbank kiest voor een hogere dwangsom dan gebruikelijk, omdat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij niet eerder een herstelverzuim termijn heeft aangeboden en/of nader onderzoek heeft verricht.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
7. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verzocht om gevoegde behandeling van het beroep met een samenhangend beroep in de zaak geregistreerd met kenmerk NL23.5555. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze zaken gevoegd te behandelen, nu het beroep in de zaak met kenmerk NL23.5555 op 16 maart 2023 is ingetrokken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op uiterlijk op
1 juni 2023een besluit op de aanvraag te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).