ECLI:NL:RBDHA:2023:4882
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beslissing over asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiser op 20 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 april 2022 het bestreden besluit genomen, waarin de asielaanvraag is ingewilligd. Eiser heeft op 14 april 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag en daarom bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
Eiser heeft verweerder op 3 maart 2022 in gebreke gesteld, waarna verweerder op 8 april 2022 heeft beslist. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat er geen dwangsommen zijn verbeurd op basis van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, die bepalen dat een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen als het niet op tijd beslist. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die sinds 11 juli 2021 van kracht is, bepaalt echter dat deze artikelen niet van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser op het non-discriminatiebeginsel niet slaagt, omdat de asielprocedure verschilt van andere bestuursprocedures. De rechtbank concludeert dat eiser niet in een vergelijkbare situatie verkeert als personen in andere bestuursrechtelijke procedures. Aangezien verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een rechterlijke dwangsom. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.