8.De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanziet van feit 6:
aangifte doen dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat het niet gepleegd is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 5 (VIJF) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Leger des Heils, adres: Binckhorstlaan 287, 2516 BC te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- aan de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden en meewerkt aan budgetbeheer indien de reclassering dit nodig acht;
- zich inspant voor het vinden en behouden van (on)betaald en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. L. Mundt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] ( [onderzoeksnaam] ) dan wel met [onderzoeksnummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 362).
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De inhoud van de bewijsmiddelen is steeds zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4, 5 en 6:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, voor zover inhoudende (p. 44-45):
“Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] , inspecteur werkzaam bij de Eenheid Den Haag en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, BOA [aktenummer] , standplaats werkzaam bij de Eenheid Den Haag verklaren het volgende:
Op dinsdag 13 december 2022 bevonden wij ons met recherche werkzaamheden belast op de [adres 1] in Rijswijk. Wij waren daar om op grond van de Wet Wapens en Munitie een doorzoeking te doen in [perceel] .
In de woning werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
SlaapkamerIn nachtkastje in doos 1 revolver met munitie
Op de kast een bakje knalpatronen
In deze kast, verstopt/vastgemaakt een zogeheten schietpen met munitie
Woonkamer
1 x schoonmaakset voor vuurwapen(s)
Keuken
1 x plastic zak inhouden diverse blokken vermoedelijke hasj
1 x witte plastic door met blokken vermoedelijke hasj
Kelder bergingDiverse soorten munitie”
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5:
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 maart 2023, voor zover inhoudende:
“Ik woonde op de [adres 1] in Rijswijk. Het klopt dat op dat adres een schietpen, een revolver en munitie zijn aangetroffen. Ik wist dat ik ze had. U zegt tegen mij dat de politie ook 1530 gram hennep op dat adres heeft gevonden. Dat klopt ook. Het is ook juist dat in de kluis nog een schietpen is aangetroffen.”
Ten aanzien van feiten 1, 5 en 6:
3. Een proces-verbaal, opgemaakt op 13 december 2022, in zijn geheel (p. 246-247);
Ten aanzien van feiten 3 en 5:
4. Een proces-verbaal, opgemaakt op 13 december 2022, in zijn geheel (p. 249-252);
5. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, in zijn
geheel (p.257-259);
Ten aanzien van feiten 5 en 6:
6. Een proces-verbaal, opgemaakt op 13 december 2022, in zijn geheel (p. 253-255);
7. Het proces-verbaal van aangifte van verdachte, opgemaakt op 11 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 91- 92):
“Omschrijving aangifte:
Feit: Doodslag/moord (poging)
Ik, verbalisant, [verbalisant 3] verklaar het volgende:
Op woensdag 11 mei 2022 hoorde ik op de Intensive Care Unit van het Westeinde Ziekenhuis te ’s-Gravenhage een persoon die mij opgaf te zijn:
[verdachte]
[geboortedatum]
Op 10 mei 2022 was ik op [adres 3] in Den Haag.
Ik liep op de helft van de weg toen ik een scherpe knal hoorde. Ik liep vervolgens verder in de richting van mijn portiek en tijdens het naar boven lopen in het portiek, voelde ik dat ik het benauwd kreeg. Eenmaal binnen in de woning kreeg ik pijn aan mijn linkerzij ter hoogte van mijn borst en toen ik hieraan voelde zag ik dat mijn hand onder het bloed zat. Ik riep naar [naam 2] dat ik bloed had. Zij trok mijn shirt uit en zei dat er een gaatje in mijn zij zat. Hierop belde [naam 2] naar de ambulance. Ze hebben mij dus gewoon het leven uit willen schieten.”
8. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 mei 2022, voor zover inhoudende:
“Wij, verbalisanten, [verbalisant 4] , brigadier bij de Eenheid Den Haag en [verbalisant 5] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Den Haag verklaren het volgende:
Wij spraken met de bewoonster van [adres 4] te Den Haag, namelijk [naam 3] . Haar woning bevindt zich in een portiek op de hoek van [adres 4] met [adres 3] .
Arrendel verklaarde samengevat het volgende:
- 10 mei 2022 was ik tussen 23.00 en 00.00 thuis in mijn woning aan [adres 4] in Den Haag;
- Ik was nog wakker;
- Mijn slaapkamer bevindt zich linksachter in mijn woning aan de zijde van [adres 3] ;
- Ik heb geen knal gehoord, maar had dit vanuit mijn slaapkamer wel moeten horen;
- Ik heb geen schot gehoord of iets dat daar op lijkt.”
9. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 mei 2022, in zijn geheel (p.174-175);
10. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 mei 2022, in zijn geheel (p.176);
11. Een geschrift, zijnde een schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Den Haag op 10 mei 2022, rapportdatum 7 september 2022, voor zover inhoudende (p. 191, 194 en):
“In de onderzoeksaanvraag van 18 mei 2022 staat vermeld:
- Zijn er op het SVO schotresten aanwezig?
- Is vast te stellen wat de schietafstand tussen het wapen en SVO was?”
De eerste hierboven vermelde vraag wordt beantwoord aan de hand van een set hypothesen:
Hypothese A1: Op de bemonsteringen van het T-shirt van het slachtoffer zijn schotresten aanwezig.
Hypothese A2: Op de bemonsteringen van het T-shirt van het slachtoffer zijn geen schotresten aanwezig.
ConclusieOnderzoek schootafstandDe bevindingen van het onderzoek aan de beschadigingen 1 en 2 in het T-shirt van het slachtoffer zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 50 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner of gelijk is aan
50 centimeter. Zie ook de opmerking in paragraaf 6.1.
opmerking in paragraaf 6.1.
Het sporenbeeld en de uiterlijke kenmerken van beschadiging 2 (drie gaatjes naast elkaar) passen gezien de vorm en grootte bij beschadigingen veroorzaakt door mogelijke kogelfragmenten. Hierdoor is het niet uit te sluiten dat
inschotbeschadiging 1 het gevolg is van een indirect schot waarbij de kogel eerst gericocheerd is op een ander object. Bij een gericocheerd schot komen schotresten (gedeeltelijk) terecht op het object waarop de kogel gericocheerd is. Daarbij worden minder tot geen schotresten verwacht op de kleding van het slachtoffer. Bij een indirect inschot kan de schootsafstand daarom niet worden vastgesteld.
Onderzoek aanwezigheid schotresten
De bevindingen van onderzoek zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese A1 waar is dan wanneer hypothese A2 waar is.”
12. Een geschrift, zijnde een forensisch radiologisch onderzoek van het Maastricht UMC+, opgemaakt op 17 november 2022, voor zover inhoudende:
“Beantwoording van de vragen:
- Wat is de schotbaan van het projectiel in het lichaam van het slachtoffer?
Vanuit het huiddefect aan de buitenzijde van de linkertepel is een traject te vervolgen door de wekedelen van het linkerdeel van de borstkas, door de linker grote borstspier, door het botdefect aan de voorzijde van de 4“ linkerrib, door het longweefsel tot aan de metaal dense structuur gelegen in de bovenkwab van de linkerlong. Het traject heeft een minimale radiologische diepte van circa 17,4 cm (meting inclusief projectiel) en verloopt van voor naar achter, van links naar rechts en kruinwaarts.
- Wat is het kaliber van het projectiel in het lichaam van het slachtoffer?
Op basis van de radiologische beelden heeft het projectiel een lente circa 1,04 cm en een breedte van circa 0,57 cm.”
13. Een geschrift, zijnde een munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Den Haag op 10 mei 2022, rapportdatum 20 januari 2023, voor zover inhoudende:
“Vraagstelling: Wat is het kaliber en type van de kogel in het lichaam van het slachtoffer aan de hand van de aangeleverde röntgenfoto's en CT-scans?
Conclusie:
Het kaliber .22 Long Rifle komt het meest in aanmerking als het kaliber voor de
kogel waarvan het profiel zichtbaar is op de röntgenfoto's van het slachtoffer.”
14. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 december 2022, voor zover inhoudende (p.226):
“Ik, verbalisant, [verbalisant 6] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende:
In een mutatie, op naam van [naam 4] , las ik dat [wijkagent] op 13 juli 2022 op huisbezoek was bij [naam 4] .
[naam 4] heeft deze wijkagent het volgende verteld:
- Dat wij ons onderzoek van buiten naar in de woning moesten verplaatsen
- Dat zijn vader het wapen aan het schoonmaken was
- Dat het wapen toen is gevallen en is afgegaan.”
15. Een proces-verbaal, opgemaakt op 27 januari 2023, in zijn geheel (p.340-342).