ECLI:NL:RBDHA:2023:4810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL22.25131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 8 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 12 januari 2019 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiser had op 12 januari 2019 een asielaanvraag ingediend, die op 7 mei 2021 was afgewezen. De rechtbank Roermond had op 30 maart 2022 het beroep tegen deze afwijzing gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Verweerder had dit besluit uiterlijk op 30 september 2022 moeten nemen, maar heeft dit nagelaten. Eiser heeft verweerder op 13 oktober 2022 in gebreke gesteld, wat door de rechtbank als geldig werd erkend, aangezien de termijn van 21 maanden was overschreden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op binnen veertien dagen na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25131

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 8 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 12 januari 2019.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 12 januari 2019 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 7 mei 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 30 maart 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het hiertegen gerichte beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. [2] Dit betekent in principe dat verweerder, gelet op artikel 42, eerste lid, van de Vw 2000, gehouden was binnen zes maanden, dus uiterlijk op 30 september 2022, een nieuw besluit op de aanvraag van eiser te nemen. [3]
3. Eiser heeft verweerder vervolgens op 13 oktober 2022 in gebreke gesteld.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een geldige ingebrekestelling nu de termijn van 21 maanden als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn op dat moment ruimschoots was verstreken. Het beroep is daarom gegrond.
4. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat verweerder alsnog een besluit bekend dient te maken op de aanvragen van eisers. In de uitspraak van 8 juli 2020 [4] heeft de Afdeling geoordeeld dat in asielzaken de rechter er rekening mee houdt dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld en in ieder geval de bovengrens van 21 maanden in acht neemt. Voorts heeft de Afdeling geoordeeld dat bij bepaling van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. In het geval van eiser is de bovengrens van 21 maanden reeds geruime tijd overschreden. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen veertien dagen na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op eisers asielaanvraag bekend moet maken.
5. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [5] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen veertien dagen na de dag van verzending van deze
uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
5.Besluit proceskosten bestuursrecht.