ECLI:NL:RBDHA:2023:4783
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft eiser op 22 november 2022 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 november 2022 is genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaarschrift van eiser gegrond, maar kende geen proceskostenvergoeding toe. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 8:41 van de Awb degene die beroep instelt, griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 184. De griffier heeft eiser een termijn gesteld voor betaling van het griffierecht. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar heeft niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie over zijn betalingsonmacht. De rechtbank heeft daarom het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Eiser is vervolgens opnieuw in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn. De rechtbank concludeert dat eiser geen reden heeft gegeven voor het verzuim en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker en openbaar gemaakt op 23 maart 2023.