ECLI:NL:RBDHA:2023:4775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/09/23/69 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillissementsuitspraak en vorderingsrecht van aanvragers

Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder faillissementsvonnis van 7 maart 2023. De gefailleerde, [naam01], had verzet ingesteld omdat hij de oproep voor de faillissementszitting niet had ontvangen. Hij betwistte het vorderingsrecht van de aanvragers, N.V. ADO Den Haag en ADO Hospitality & Events B.V., en stelde dat de overeenkomst met ADO niet door hem persoonlijk was gesloten, maar door zijn nog niet opgerichte vennootschap, [handelsnaam01]. De rechtbank oordeelde dat de gefailleerde de overeenkomst had ondertekend zonder dat de vennootschap op dat moment bestond, en dat er geen bewijs was dat de vennootschap de overeenkomst na oprichting had bekrachtigd. Hierdoor was de gefailleerde persoonlijk gebonden aan de overeenkomst met ADO.

De rechtbank concludeerde dat het vorderingsrecht van ADO voldoende was aangetoond en dat de gefailleerde in de toestand verkeerde van hebben opgehouden te betalen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, wat betekent dat de eerdere faillissementsverklaring in stand bleef. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.G.C. Veneman, in samenwerking met griffier R. Becker, en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2023. De gefailleerde heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: C/09/23/69 F
vonnis in verzet van 3 april 2023
[naam01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1986 te [geboorteplaats01] ,
wonend te [woonplaats01] ,
handelend onder de naam [handelsnaam01] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer01] ,
vestigingsadres: [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
hierna: gefailleerde,
advocaat: mr. A.C.E.G. Cordesius.

1.Procesverloop

1.1.
Op 17 maart 2023 heeft gefailleerde verzet ingesteld tegen het vonnis van 7 maart 2023, waarbij hij in staat van faillissement werd verklaard, met benoeming van mr. A.C.M. Höppener tot rechter-commissaris en van mr. J.H.M. van de Wiel tot curator.
1.2.
Het verzet is op 3 april 2023 op zitting behandeld. Bij die gelegenheid verschenen:
- gefailleerde, bijgestaan door mr. Cordesius, voornoemd;
- mr. I.G.E. Muller namens de aanvraagsters van het faillissement, te weten:
1) N.V. ADO Den Haag en
2) ADO Hospitality & Events B.V.;
- mr. J.H.M. van de Wiel, de curator.
1.3.
De rechtbank maakt verder melding van de ontvangst van het advies van de curator van
20 maart 2023 alsmede een aangepast salarisverzoek van 31 maart 2023.

2.De beoordeling

2.1.
Het faillissement is uitgesproken op 7 maart 2023. Het verzet, dat door de rechtbank is ontvangen op 17 maart 2023, is daarmee tijdig ingesteld.
2.2.
Gefailleerde heeft aan het verzet – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd.
Hij heeft de oproep met verzoekschrift nooit ontvangen. Daarom is hij niet verschenen
op de faillissementszitting. Primair betwist gefailleerde het vorderingsrecht van aanvrager 1, N.V. ADO Den Haag (hierna: ADO). Volgens hem is het contract inzake het gebruik van een business unit in het stadion niet gesloten met hem in persoon of zijn eenmanszaak, maar met zijn B.V., [handelsnaam01] Dat de overeenkomst is getekend door [naam01] komt, omdat de vennootschap pas op
4 augustus 2022 is opgericht, terwijl de overeenkomst met ADO op 27 juli 2022 werd gesloten.
Daarnaast kloppen de facturen van de ingekochte extra kaarten voor twee voetbalwedstrijden niet. Subsidiair stelt gefailleerde dat hij, althans zijn B.V., de vorderingen kan betalen met inkomsten van zijn debiteuren. Hij verwachtte aanvankelijk dat dit half april zou kunnen, maar dat is ter zitting bijgesteld naar eind mei 2023.
2.3.
Ter zitting hebben de aanvraagsters van het faillissement bij monde van mr. Muller verweer gevoerd. Mr. Muller heeft een pleitnotitie overgelegd die als hier ingelast wordt beschouwd. Naar de kern genomen stellen de aanvragers dat het [naam01] zelf is geweest die met zijn eenmanszaak de overeenkomst met ADO heeft gesloten. [naam01] heeft nimmer te kennen gegeven dat zijn B.V. contractspartij zou moeten zijn terwijl ook uit alle omstandigheden volgt dat de eenmanszaak contractspartij is.
2.4.
De curator heeft geen standpunt ingenomen over de vraag wie de contractspartij van ADO was. ADO heeft inmiddels een vordering ingediend ter hoogte van € 38.138,06 en aanvrager 2, ADO Hospitality & Events B.V., een vordering van € 3.138,39.
2.5.
De rechtbank moet beoordelen of op dit moment – het moment van beoordeling van het verzet – summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvraagsters van het faillissement en of gefailleerde verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen, aan de hand van gegevens die thans gelden (Hoge Raad 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1473).
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Een vennootschap in oprichting is geen rechtspersoon. Dat brengt mee dat zij geen rechtshandelingen kan aangaan. Het kan wel zo zijn dat er voordat de vennootschap wordt opgericht, al een onderneming is, bijvoorbeeld een eenmanszaak. Ook is denkbaar dat al voordat de vennootschap is opgericht, sprake is van regelmatige beroepsuitoefening. Van inschrijving in het handelsregister is dan echter (nog) geen sprake. Bij elke rechtshandeling namens een op te richten vennootschap moet dan kenbaar worden gemaakt dat de handeling wordt verricht namens een op te richten vennootschap. Gebeurt dat niet, dan is de handelende persoon zelf aan (de gevolgen van) die rechtshandeling gebonden.
2.7.
Rechtshandelingen die al voordat haar oprichting is voltooid namens de vennootschap zijn verricht, kunnen wel leiden tot rechten en verplichtingen van de vennootschap. Dat kan doordat de vennootschap na oprichting na de oprichting de rechtshandeling bekrachtigt (artikel 2:203 lid 2 BW).
2.8.
In dit geval staat vast dat [naam01] de overeenkomst met ADO heeft getekend. Volgens hem met de bedoeling de overeenkomst aan te gaan voor de op te richten vennootschap [handelsnaam01]. Aangezien die vennootschap nog niet bestond toen de overeenkomst werd aangegaan en ondertekend, moet het gaan om een vennootschap in oprichting. Niet gebleken is dat de vennootschap na haar oprichting deze rechtshandeling heeft bekrachtigd. Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat de verplichtingen uit de overeenkomst (ook) hebben te gelden voor de vennootschap, waarvan het bestaan overigens op geen enkele wijze is onderbouwd.
2.9.
[naam01] heeft, op herhaalde verzoeken van ADO om bevestiging van de juiste bedrijfsgegeven, steeds uitsluitend laten weten dat het ging om ‘[handelsnaam01]’. Dat de overeenkomst door hem is aangegaan namens een op te richten vennootschap, is niet kenbaar gemaakt. Dat betekent dat [naam01] zichzelf heeft gebonden aan de overeenkomst met ADO en dus zelf gehouden is tot nakoming van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen.
2.10.
Ter zitting is gebleken dat de vordering van ADO moet worden verminderd met € 105,00. Zij komt daarmee uit op een (totaal)bedrag van € 38.243,06.
2.11.
Het voorgaande maakt dat voldoende is gebleken van het vorderingsrecht van ADO. Het vorderingsrecht van ADO Hospitality & Events B.V. is niet weersproken. Ook heeft gefailleerde erkend dat hij de beide vorderingen onbetaald laat en dat hij die nu niet kan betalen. Dat betekent dat hij in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen. De aanvraagsters hebben verklaard vanwege slechte ervaringen geen vertrouwen te hebben in de toezegging van gefailleerde dat hij eind mei wel alles kan betalen. Zij hebben daarom gepersisteerd bij hun verzoek.
2.12.
Op grond van de bovenstaande overwegingen zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond.
Dit is een beslissing van mr. R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met R. Becker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.