ECLI:NL:RBDHA:2023:4764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
8981563 EJ VERZ 21-70640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens slecht bewind door voormalig beschermingsbewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig beschermingsbewindvoerder en de huidige bewindvoerder van een betrokkene. De betrokkene ontving een erfdeel uit een nalatenschap, maar de voormalig bewindvoerder heeft dit bedrag niet gereserveerd voor de schuldeisers, wat leidde tot problemen in het minnelijk traject van schuldhulpverlening. De huidige bewindvoerder heeft extra werkzaamheden moeten verrichten om het traject alsnog succesvol af te ronden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de voormalig bewindvoerder aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door het slecht bewind. De kantonrechter oordeelde dat de extra uren die de huidige bewindvoerder heeft moeten maken, niet onder de intakevergoeding vallen en dat de kosten voor deze extra werkzaamheden voor rekening van de voormalig bewindvoerder komen. De rechtbank heeft de voormalig bewindvoerder veroordeeld tot betaling van € 380,07 aan de betrokkene, inclusief BTW, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de gevolgen van slecht bewind voor de betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
DL
Zaak nr.: 8981563 EJ VERZ 21-70640
BM nr.: 18071
Datum: 4 april 2023

Beschikking ex artikel 1:445, vijfde lid, BW juncto 1:362 BW

op verzoek van:

[verzoeker], vennoot van Bewindvoering en Mentorschap [verzoeker],

gevestigd te [postcode en vestigingsplaats], Postbus [00],
verzoeker,
bewindvoerder over de goederen van:

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
wonende te [postcode en woonplaats], [adres],
hierna te noemen: betrokkene,
tegen

[verweerster] B.V.,

gevestigd te [postcode en vestigingsplaats], Postbus [00],
vertegenwoordigd door: dhr. [A],
hierna te noemen: verweerster.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 20 januari 2021;
  • diverse e-mails gewisseld tussen verzoeker en verweerster.
Op 30 maart 2023 is het verzoek via Teams behandeld, waar dhr. [verzoeker] namens verzoeker en dhr. [A] namens verweerster zijn gehoord.

Feiten

Bij beschikking van 31 augustus 2017 van de kantonrechter zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, met aanstelling van [X] B.V. tot bewindvoerder.
Per 12 februari 2018 is er een akkoord met de schuldeisers getroffen in het kader van de Minnelijke Schuldhulpverlening Natuurlijke Personen (MSNP).
Bij beschikking van 1 september 2019 is [X] B.V. ontslagen en is verweerster tot opvolgend bewindvoerder benoemd. Dit ontslag heeft plaatsgevonden omdat de directeur/aandeelhoudster van [X] B.V. in dienst was getreden bij verweerster en haar zaken had overgedragen aan verweerster.
De moeder van betrokkene is overleden op 5 oktober 2019. Verweerster heeft de nalatenschap namens betrokkene beneficiair aanvaard. Omstreeks 7 mei 2020 heeft een uitkering uit de nalatenschap aan betrokkene plaatsgevonden van € 1.463,43.
Bij beschikking van 15 december 2020 van de kantonrechter is verweerster ontslagen en is verzoeker als opvolgend bewindvoerder benoemd.
Op 25 februari 2022 is een aangepaste eindrekening en verantwoording ontvangen van verweerster over de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 december 2020. Verzoeker en betrokkene hebben de eindrekening niet voor akkoord willen ondertekenen.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:445, vijfde lid, BW juncto artikel 1:362 BW is de kantonrechter bevoegd om de schade vast te stellen die het gevolg is geweest van slecht bewind en om de voormalig bewindvoerder tot vergoeding daarvan te veroordelen (HR 23 juni 2000, NJ 2000/517).
Verzoeker stelt in deze procedure dat verweerster slecht bewind heeft gevoerd en dat betrokkene als gevolg daarvan schade heeft geleden.
In december 2020 heeft verzoeker bij een fonds een aanvraag ingediend voor levensonderhoud van betrokkene. Betrokkene maakte toen de overstap van verweerster naar verzoeker. Verweerster had behoorlijke fouten gemaakt in het bewind waardoor er geen geld meer was met de Kerst. Verweerster had per direct alle werkzaamheden losgelaten en wilde niet meewerken aan een goede overdracht. Mede door de gift vanuit het fonds heeft betrokkene toch fijne feestdagen gehad.
Verzoeker heeft betrokkene leren kennen als een mevrouw die vriendelijk is in het contact en geen moeilijke klant is. Het verbaast verzoeker dat het bij de vorige bewindvoerder zo fout is gegaan. Het is met name fout gegaan in het beheer van het geld. Verweerster heeft niet gespaard voor de boedelafdracht aan de schuldhulpverlening die in februari 2021 klaar zou zijn. Verder is de erfenis die betrokkene heeft ontvangen gebruikt voor andere doeleinden. De gemeente heeft de schuldeisers aangeschreven en verzocht om uit coulance de erfenis buiten de boedel te houden. Dit is helaas niet gelukt. Als gevolg hiervan ontstond er een gat tussen de gespaarde boedel van € 952,-- en het af te lossen bedrag van € 1.972,05. Ten einde het verschil van € 1.020,05 te overbruggen om er voor te zorgen dat het schuldhulpverlenings-traject alsnog succesvol ten einde kon worden gebracht heeft verzoeker wederom een beroep gedaan op het fonds. Het fonds was bereid om het tekort aan te vullen.
Uiteindelijk waren de twee weigerende schuldeisers toch bereid om in te stemmen en was de gift niet langer nodig om het schuldhulpverleningstraject alsnog succesvol af te ronden.
Verzoeker heeft vanwege al het extra werk dat hij heeft moeten verrichten om orde op zaken te stellen voor betrokkene een factuur aan verweerster gestuurd voor een bedrag van € 380,07 incl. BTW. Het betreft 4,5 uur extra werk. Verweerster heeft geweigerd om de factuur te betalen en heeft opgemerkt dat dit werkzaamheden zijn waarvoor de intakevergoeding bedoeld is. Dit zijn echter extra uren die niet onder de normale overdracht van een dossier vallen. De kosten hoeven ook niet ten laste van betrokkene of de gemeenschap (via de bijzondere bijstand) te komen. De kosten zijn immers juist het gevolg van slecht bewindvoerderschap en horen daarom ten laste van verweerster te komen.
Verweerster voert, samengevat, het volgende verweer.
Het is de keuze van betrokkene geweest om over te stappen naar een andere bewindvoerder. Het is dan aan die bewindvoerder om een aantal extra dingen te doen. De werkzaamheden die verzoeker nu in rekening wil brengen aan verweerster behoren tot de intakevergoeding waarop verzoeker aanspraak kan maken bij betrokkene danwel de gemeente.
Verzoeker had ook de kantonrechter om machtiging kunnen vragen om extra uren in rekening te mogen brengen. Ook in dat geval zouden de uren betaald worden door betrokkene of de gemeente.
Voor zover er tekortkomingen zijn geweest aan de kant van verweerster zijn die veroorzaakt door de overname van het dossier van [X] B.V. en ziekte van de werknemer. Niet verweerster maar [X] B.V. zou moeten worden aangesproken voor deze schade.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Anders dan verweerster is de kantonrechter van oordeel dat het hier relevante handelen heeft plaatsgevonden in de periode dat verweerster bewindvoerder was. De uitbetaling van het erfdeel uit de nalatenschap van de moeder van betrokkene heeft immers plaatsgevonden in mei 2020, toen [X] B.V. geen bewindvoerder meer was. Dat werknemers van verweerster hun werk niet goed hebben uitgevoerd of ziek waren is geen relevant verweer.
Dat het erfdeel niet is gereserveerd voor de schuldeisers, waardoor de succesvolle afronding van het MSNP-traject in gevaar kwam valt verweerster te verwijten. Verweerster heeft immers geen goede verklaring kunnen geven waarom het geld niet is gereserveerd voor de schuldeisers.
De extra uren die verzoeker heeft moeten maken om de MSNP alsnog tot een goed einde te brengen vallen niet onder de intakevergoeding. Indien verweerster haar werk als bewindvoerder goed had verricht waren deze werkzaamheden immers niet nodig geweest na overdracht van het dossier. Het is ook niet redelijk om deze uren ten laste te brengen van betrokkene of de gemeenschap, nu het om schade gaat als gevolg van slecht bewind door verweerster. Het is daarom redelijk om deze schade ten laste van verweerster te brengen.
Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter verweerster veroordelen in de gevorderde schade.

Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt verweerster tot betaling van een bedrag van € 380,07 incl. BTW aan betrokkene;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de
uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.